Soms denk ik wel eens dat de hele wereld niet bestaat, maar dat zij niet meer is dan mijn fantasie. Op slechte dagen denk ik dat ikzelf niet besta, maar dat ik slechts de fantasie van iemand anders ben. In het laatste geval is het erg belangrijk dat die persoon in wiens fantasie jij bestaat aan je blijft denken. Anders is het over.
De hoofdpersoon in de roman IJstijd van Maartje Wortel is ook erg begaan met soortgelijke vragen over het bestaan in het algemeen en dat van hemzelf in het bijzonder. Het is natuurlijk erg flauw om te beweren dat James Dillard niet bestaat, daar hij tenslotte niet meer dan een romanpersonage is. Doch de auteur zaait meteen al bij het begin verwarring door de standaard waarschuwing dat ‘alles in dit boek is verzonnen’ en iedere gelijkenis met bestaande personen op toeval berust te laten volgen door het ontregelende zinnetje ‘En anders maar niet.’
James Dillard is dus verzonnen. En anders maar niet. Dit gegeven komt op veel plaatsen in het boek terug:
Je bestaat simpelweg niet, niemand ziet je zitten, wat misschien wel het ergste van alles is. [p.24]
Misschien besta ik niet, maar ergens word ik gezien. [p.25]
Ik vraag me af of er dagen zijn dat ze vergeet dat ik besta, simpelweg omdat ik niet meer in haar systeem zit. [p.79]
‘Het is net of jij hem zelf bedacht hebt,’ zegt Marie. [p.142]
‘En heb jij het gevoel dat je leeft?’ [p.142]
Je wordt wat de mensen van je maken. [p.144]
Ik ben iemand van wie ze altijd had gehoopt dat ik zo zou worden. Iemand. [p.147]
Zoals je bijna niet doorhebt dat je bestaat als er niemand is om dit te bevestigen. [p.223]
‘Het was het proberen waard, maar je bent toch niet degene die ik dacht dat je was.’ [p.234]
Het is een thematiek die me erg aanspreekt zoals uit mijn inleiding valt op te maken. Ik las het boek daarom met meer dan normale belangstelling en heb genoten van elke bladzijde. Maartje Wortel speelt niet alleen een vernuftig spel met identiteit, maar ook met de tijd waardoor het nog moeilijker wordt om vat te krijgen op wat zich nu precies heeft voorgedaan en in welke volgorde. Het knappe is dat de leesbaarheid van het boek daar helemaal niet onder geleden heeft. Integendeel.
James Dillard lijkt zijn bestaan te ontlenen aan anderen. Niet wat hij zelf ergens van vindt is belangrijk, maar veeleer de mening van een kleine groep mensen om hem heen. Talrijk zijn de passages waarin we via James te horen krijgen wat zijn vader zegt, zijn moeder vindt of Marie denkt. Zijn eigen mening doet er schijnbaar niet toe. Hij is vooral een meeloper die niet wil opvallen. Zeker een ander niet tot last zijn. Alles is al snel goed genoeg voor James. En dat zal hem opbreken.
Wat me wel een beetje is tegengevallen is de betrokkenheid die bij mij als lezer weg bleef voor het leed van James Dillard. Daarvoor blijft hij als verteller teveel zelf op afstand. Alles wat hij meemaakt krijgen wij via hem te horen of we hebben inzicht in zijn diepere gedachten. Jammer genoeg is dat allemaal met een ironisch sausje overgoten. Nu heb ik zelf geen moeite met ironie, maar zoals met alles verkies ik dat het met mate wordt opgediend. Niet aan één stuk door. Het effect bij mij was dat James Dillard daardoor niet voldoende tot leven kwam (om maar bij de thematiek van bestaan en identiteit te blijven). Dat ik zijn leed niet ging voelen. Alleen bij zijn in beschonken toestand geschreven brief aan Monica kreeg ik medelijden met hem en zijn verdriet om Marie.
Nu kan het zijn dat Wortel dit effect bij de lezer voor ogen heeft gehad tijdens het schrijven. Dit in het verlengde van het verhaal door de glazenwasser tijdens de praatgroep voor mensen die zich alleen voelen. Zijn probleem is dat hij geen contact kan maken met andere mensen omdat er altijd glas tussen hem en hen zit. Dat schept afstand. James Dillard neemt deze deprimerende gedachte over:
Als je weet dat er glas tussen kan zitten, zit overal glas tussen. Het zou goed kunnen dat Marie het ook zo ziet, dat ze naar mij kijkt terwijl ik slaap, dat ze me aanraakt maar mij niet echt voelt, het glas is er altijd, ook als je geen glazenwasser bent. [p.31]
De schrijfster Maartje Wortel plaatst de ironie van James Dillard als een glaswand tussen de lezer en haar voornaamste romanpersonage. Ik zie hem. Maar ik voel hem niet echt. Daardoor zie ik wel zijn worsteling, doch tegelijkertijd kan ik hem niet aanraken. Niet geraakt worden. Dat is jammer. Want James heeft een hoop te vertellen. En doet dat aldus gezegd op een uiterst ironische en droog-komische manier. Waarbij de gevatte one-liners over elkaar heen buitelen. Ook hier geldt jammer genoeg dat overdaad schaadt, hoe geweldig de uitspraken in de meeste gevallen zijn.
Ik houd daardoor een ietwat dubbel gevoel over na het (tweemaal) lezen van deze roman. Enerzijds bewonder ik de stijl, humor en thematiek van het verhaal. Het is in mijn ogen ontzettend knap geschreven. Zonder twijfel ga ik het nog eens een keer overnieuw lezen omdat er op elke bladzijde wel iets moois geschreven staat. Maar daar staat tegenover dat het soms geforceerd overkomt. Alsof Maartje Wortel wil laten zien hoe goed ze is. Niet dat het te gekunsteld is. Eerder teveel ‘kunstjes’ op de vierkante meter. Of, voor de insider, een te hoog Chuck Palahniuk gehalte. Dat leidt soms af van ‘het echte verhaal’.
Verder niets dan lof.
James Dillard laat het leven over zich heen komen. Hij woont in hotels, besteld Franse kazen en dure wijnen en gaat soms met een meisje naar bed. Maar met Marie is het anders. Voor het eerst heeft hij het idee dat er echt iets van hem gevraagd wordt. Tussen James en Marie ontwikkelt zich een uitzonderlijke liefde. Op een klein Zweeds eiland gaat het toch mis: waar James houvast vindt, zakt Marie steeds verder weg in haar zelfverkozen isolement.
Niet veel later krijgt James telefoon. Monica, redacteur van een literaire uitgeverij, heeft een verzoek. Of James een boek wil schrijven. Hij stemt toe, in de hoop eindelijk verlost te worden van zijn verdriet, door opnieuw iemand te worden.
IJstijd
Maartje Wortel
Uitgeverij De Bezige Bij
ISBN 9789023485414