Waar blijven de vraagtekens

In 1987, het jaar waar­in ze 35 wordt, ver­laat de schrijf­ster Her­ta Mül­ler haar geboor­te­land Roe­me­nië. Op dat moment is Cau­ceș­cu nog steeds aan de macht. Onder zijn lei­ding was het land eind zes­ti­ger jaren al snel tot een com­mu­nis­ti­sche dic­ta­tuur ver­wor­den. Bij­na de gehe­le opbrengst uit de bin­nen­land­se eco­no­mie ver­dween rich­ting schat­kist ter meer­de­re eer en glo­rie van de Con­du­ca­tor (ofte­wel ‘lei­der’ vol­gens zijn offi­ci­ë­le titel) die gehuis­vest was in een mega­lo­maan paleis in Boe­ka­rest temid­den van alle denk­ba­re luxe. De rest van de bevol­king leef­de gro­ten­deels in armoe­de en ken­de geen enke­le vrijheid.

De Roe­meen­se bevol­king werd sys­te­ma­tisch onder­drukt en was door de vele infil­tran­ten bij de gehei­me dienst niet vei­lig. Door de gro­te onze­ker­heid en armoe­de waar men in leef­de, zag men vaak geen ande­re oplos­sing dan te spi­o­ne­ren voor de Secu­ri­ta­te. Het was niet onge­woon dat iemands broer, zus, vader of moe­der een infil­trant kon zijn zodat men zelfs bin­nens­huis niet kon zeg­gen wat men wilde.
[bron: Wiki­pe­dia]

Nadat ik de ver­haal­bun­del Bar­re­voet­se febru­a­ri voor een eer­ste keer gele­zen had bleef ik zit­ten met vele vraag­te­kens. Waar­van onder ande­re het ont­bre­ken van vraag­te­kens in de ver­ha­len niet de gering­ste was. Wat had ik van veel geno­ten, maar tege­lij­ker­tijd van veel wei­nig begrepen.

Elke zin lijkt vol bete­ke­nis te zit­ten. Zo vol dat ze zwaar wor­den. Ze rem­men het (snel)lezen af en dwin­gen dat je je con­cen­treert op ieder woord. Alles heeft waar­de voor het ver­haal. Bij mij had het een effect dat iede­re vol­gen­de zin in een ver­haal, de ver­tel­ling gro­ter maak­te. Met iede­re vol­gen­de zin kreeg al het voor­gaan­de weer een extra dimen­sie. Dat wat nog moest vol­gen kreeg een afscha­du­wing voor­af. Zo voel­de het. Maar helaas bleef veel in neve­len gehuld. Wist ik niet wat er nu echt bedoeld werd.

Wat te den­ken van:

Een klei­ne grij­ze man loopt langs de rand van het park. Boven in de bomen.
De klei­ne grij­ze man heeft twee har­de schoe­nen aan als kou­de strijkijzers.
De klei­ne grij­ze man laat een vuil jas­je, een lege hond en twee fles­sen melk uit.
De klei­ne grij­ze man blijft tus­sen de hoge bomen staan. Hij luistert.
De wind waait zijn sche­del­dak open.
De wind waait zijn sche­del­dak dicht.
De wind waait zijn sche­del­dak open en dicht.
[Kou­de strijk­ij­zers, p.125]

Mooi. En tevens mys­te­ri­eus. Ondoor­gron­de­lijk. Als poëzie.

Als geheim­taal.

Ik weet niets van het leven in een dic­ta­tuur. Onder een dic­ta­tor. Zelfs niet na het her­haal­de­lijk lezen van de ver­ha­len in de bun­del geschre­ven door Her­ta Mül­ler. Het is te onvoor­stel­baar. Vol­was­sen wor­den in een wereld waar niets en nie­mand te ver­trou­wen is. Wat dat met je doet. Het eni­ge wat ik denk te weten is dat het je schrij­ven kan beïn­vloe­den. Wan­neer je altijd op je hoe­de moet zijn met wat je tegen wie zegt, dan ga je cryp­tisch pra­ten. In raad­se­len schrij­ven. En alleen de ‘erva­rings­des­kun­di­gen’ zul­len mis­schien in staat zijn alle lagen te ont­ra­fe­len en te horen wat niet gezegd mag wor­den. Maar wat er toch uit moet. Omdat de waar­heid zich niet laat van­gen. De waar­heid wil zich laten vertellen.

Her­ta Mül­ler komt met een serie ver­ha­len die de con­tou­ren schet­sen van het leven in Roe­me­nië op het plat­te­land voor­af­gaand aan de dic­ta­tuur en in de stad ten tij­de van de over­heer­sing door Cau­ceș­cu. Dat leven is hard en voor­al uit­zicht­loos. Op het plat­te­land over­heerst bij­ge­loof. Het gaat er pri­mi­tief aan toe. In de stad is het niet veel beter. Daar wordt het leven gecon­tro­leerd door de over­heid. Slechts een enke­ling komt in opstand:

De por­tier ver­warmt het grond­wa­ter in zijn uni­form. Schreeu­wend merkt hij dat mijn kruin niet schrikt omdat mijn gehoor een oor is en geen gehoorzamen.
Mijn mond­hoek is zwaar.
Tel­kens als het huis voor de instan­ties klaar is, is het mijn klei­ne en geknak­te recht dat mijn lichaam zicht­baar maakt. Geluid­loos jaagt het mij kou­de trap­pen op.
Als ze het slaan, wordt het koud.
Als ze het kne­den, wordt het zwaar. Het stui­tert niet als een bal.
Als ze het nege­ren, ligt het op de vloer­plan­ken als een steen.
[Het kou­de sie­raad van het leven, p.109]

Een van de belang­rijk­ste thema’s die ik op vele plaat­sen terug zie komen, is de ver­wij­zing naar de dood. Het lijkt als­of Mül­ler het ont­bre­ken van vrij­heid als voor­naams­te oor­zaak ziet voor het onge­luk­ki­ge lot dat de Roe­me­nen getrof­fen heeft. Daar­bij maakt ze geen onder­scheid tus­sen het leven op het plat­te­land dat vast lijkt te zit­ten in de tra­di­ti­o­ne­le opeen­vol­ging van de sei­zoe­nen (‘De doden draai­en de as rond als een paar­de­mo­len zodat ook wij gauw dood zul­len gaan. Dan hel­pen wij mee de as draai­en. En hoe meer doden er zijn, hoe leger het dorp wordt, hoe snel­ler de tijd gaat.’) als in de stad waar net zomin hoop is om een toe­komst op te bou­wen (‘Omdat ik niet wil dat je het ooit koud zult heb­ben. Zo’n koud bed en hoog was de stad toen ik er voor het eerst mijn kof­fer heen droeg. […] Omdat ik niet wil dat je ooit in het hart van de wereld wordt getrok­ken, heb ik je nooit ter wereld gebracht.’). Ont­snap­ping is alleen moge­lijk in dron­ken­schap, gek­te of door het land te ver­la­ten. Zelfs dege­nen die weten op te klim­men in de ran­gen van de dic­ta­to­ri­a­le hier­ar­chie weten dat uit­ein­de­lijk slechts één man beslist over leven en dood:

De dic­ta­tor is een oude man. Al twin­tig jaar aan het hoofd van het land. ’s Och­tends slecht­ge­hu­meurd en glad­ge­scho­ren. De vader van alle doden.
[De dauw op de remi­ses, p.93]

Ik vind het fas­ci­ne­ren­de, tot naden­ken dwin­gen­de lite­ra­tuur. Met prij­zen heb ik niet veel. Dat het werk van Her­ta Mül­ler de Nobel­prijs voor lite­ra­tuur heeft gewon­nen zegt me niets. Doet me niets. Wel de taal van Mül­ler. Haar ver­ha­len. Die laten me nu al niet meer los. Ondanks dat ik naar alle waar­schijn­lijk nog niet voor de helft mee­krijg wat ze pre­cies wil ver­tel­len, wil ik meer lezen van haar. Al is het maar om te begrij­pen of mijn ver­moe­den juist is waar al die vraag­te­kens zijn gebleven:

En zoals de leer­ling in de trein­cou­pé naar de zwar­te jurk vroeg, zo moet ik mezelf vra­gen: Waar blij­ven de licha­men die pro­be­ren het land te ontvluchten.
[Over­al waar je de dood hebt gezien, p.147]

Een groep zigeu­ners die onrust in het dorp brengt; een straat die alleen geas­fal­teerd is aan de kant van de bur­ge­mees­ters­wo­ning; de zon­da­gen waar­op een vader in een zwar­te jas het huis ver­laat en ’s avonds dron­ken thuis­komt. In Bar­re­voet­se febru­a­ri ver­werk­te Her­ta Mül­ler erva­rin­gen uit haar jeugd in een pri­mi­tief Roe­meens dorp met een Duits­ta­li­ge bevol­king, en uit haar leven in de stad onder de dic­ta­tuur van Ceau­se­s­cu. Angst en wan­trou­wen, en pijn om het ver­lies van vrien­den, vor­men de rode draad in deze schetsen.

Bar­re­voet­se februari
Her­ta Müller
Uit­ge­ve­rij De Geus
ISBN 9789023485414

4 reacties

Tussen Droom en Daad 16 maart 2014 Reageer

Dit boek zou ik eigen­lijk eens moe­ten lezen, zeker nu ik van plan ben om eens naar Roe­me­nië te gaan.

Peter Pellenaars 16 maart 2014 Reageer

Zeker doen.
Het toe­val­li­ge wil dat ik ook nog nooit in Roe­me­nië was geweest. Ech­ter dit jaar (enke­le weken gele­den) voor de eer­ste keer op bezoek bij onze nieu­we ves­ti­ging in Cluj-Napo­ca. Laat nu net op dat moment dit boek voor de lees­club binnenvallen.

Anna 16 maart 2014 Reageer

Hm, je resen­cie maakt me benieuwd naar meer 🙂

Peter Pellenaars 16 maart 2014 Reageer

Wan­neer ik meer gele­zen heb, volgt er meer bespreking 😉

Geef een antwoord