De telefoon rinkelde. Het was donderdagavond en we zaten aan ons avondeten. ‘Lekker laten rinkelen’ zeiden we tegelijkertijd en aten smakelijk verder. Bij het toetje ging de telefoon opnieuw over. ‘Pak jij ‘m maar’ zeiden we tegelijkertijd en bleven zitten. Uiteindelijk stond ik op. Ik ben ook degene die steevast verliest bij het spelletje waarbij je elkaar aan moet staren zonder met je ogen te knipperen.
Op het display nu eens niet ‘onbekend’ maar een mij onbekend 06-nummer. ‘Met Peter’ zei ik. Iemand die ervan uitging dat ik hem moest kennen noemde zijn naam. Het zei me niets. Verkeerd verbonden dus. Ik wachtte totdat de man aan de andere kant van de lijn zich dat ging realiseren. Om de tijd te doden zei ik nogmaals ‘Met Peter’. Bij de verkeerd verbonden man was het besef van zijn vergissing nog niet doorgedrongen want ook hij viel in de herhaling door opnieuw zijn naam te vermelden.
Patstelling. Wat nu?
Ik liep alvast terug naar de telefoonhouder. Lang zou dit gesprek niet meer duren. Alleen een manier verzinnen om de beller duidelijk te maken dat ik hem niet kende en hij aldus zou realiseren dat hij een verkeerd nummer had gekozen. Zou ik het gewoon maar botweg zeggen? Beste mijnheer, ik vind het heel vervelend voor u maar ik moet bekennen dat ik nog nooit van u gehoord heb en het lijkt erop dat u het telefoonnummer niet goed hebt ingetoetst, ofwel dat u een nummer gebruikt heeft wat niet juist is. Dan een korte stilte laten vallen om hem de kans te geven zijn excuses aan te bieden waarna ik goedhartig zou zeggen dat het niet erg was en nog een heel fijne avond verder.
‘Kende me nie mir?’, verstoorde de man mijn overdenkingen.
Later op de avond vroeg ik me af waarom er niet meteen een belletje was gaan rinkelen bij het horen van zijn naam. Ik had jaren met hem op de lagere school gezeten. Dat was tevens de reden waarom hij me had gebeld. Ze waren bezig met een reünie te organiseren. Tijdens ons gesprek had hij verscheidene namen genoemd van klasgenoten die ze al gevonden hadden. Ook een paar namen waar ze nog naar op zoek waren. Bij geen enkele kon ik helpen. Sinds ik in ’85 uit mijn geboortedorp vertrokken ben heb ik met zo goed als niemand meer contact gehad of gezocht.
Nu tollen de namen en herinneringen door mijn hoofd. Veel komt terug. Maar er blijft ook een hoop verborgen in dichte nevelen. Namen waar ik met geen mogelijkheid een gezicht bij kan plaatsen. Gezichten waar ik de naam niet van kan oproepen. Beelden van spelende kinderen op het speelplein. Geluiden uit de klas. De geur van schoolboeken en natte klei. Het gaat maar door. Alsof er allerlei filmscenes hortend en stotend zonder vastomlijnde volgorde afgespeeld worden waar ook nog eens hele stukken van aangetast zijn.
Vervormd door de verwoestende werking van de tijd.
~ ~ ~