Ge-niet-en

Bij ons ach­ter in de tuin waait van­daag zo’n beet­je alles weg. Bui­ten zit­ten is geen optie wan­neer er niet eerst een wind­vrije plek gecon­stru­eerd kan wor­den. Vroe­ger, toen ik voor mijn doen een fana­tie­ke wind­sur­fer was, zou ik gesmuld heb­ben van dit weer. Als ik ten­min­ste mocht (lees: de auto van mijn vader kon lenen) gaan sur­fen, want anders was ik niet te genie­ten. De hele tijd hield ik me bezig met deze sport die toen in Neder­land nog in de kin­der­schoe­nen stond. Was ik niet in de gele­gen­heid om te sur­fen dan baal­de ik ont­zet­tend, want dan was ik aan het niet-sur­fen. Zo sim­plis­tisch zag ik de wereld.

Dit sim­plis­me was niet alleen aan het wind­sur­fen voor­be­hou­den. Altijd was er wel iets waar ik boven­ma­tig in geïn­te­res­seerd was en waar ik het liefst alleen maar mee bezig wil­de zijn. Al het ande­re was bij­zaak en hield me weg van mijn pas­sie (wat dat op dat moment dan ook mocht zijn). Ik ben bang dat ik een rede­lijk onte­vre­den man­ne­tje moet zijn geweest wan­neer ik ver­plicht was om iets te doen wat niet strook­te met de tijds­be­ste­ding zoals ik die in gedach­ten had.

Dit wel­haast obses­sie­ve gedrag had twee nega­tie­ve effec­ten. Aller­eerst kon ik niet genie­ten van acti­vi­tei­ten waar ik me niet mee bezig wil­de hou­den. Eer­der was ik aan het ge-niet-en, ofte­wel (opzich­tig) bena­druk­ken wat ik niet aan het doen was. Ik kon alleen maar den­ken aan de ver­spil­ling van al die kost­ba­re tijd en ener­gie die naar het ver­keer­de ging. In mijn hoofd tel­de ik de minu­ten af die me scheid­den van het moment dat ik ein­de­lijk (ein­de­lijk!) kon gaan doen wat ik echt wil­de doen. Waar mijn hart lag. (Ja, best wel erg over­dre­ven ach­ter­af bezien.) Ech­ter het had hier­door als een twee­de effect dat door al dit aan­stel­le­ri­ge aftel­len rich­ting het moment dat ik mijn eigen ding kon gaan doen, dat het bij­na alleen nog maar kon tegen­val­len. De ver­wach­tin­gen waren te hoog gespan­nen. Ik kon zelfs niet meer vol­uit genie­ten van het eni­ge waar ik al die tijd zo naar ver­langd had. Erg frus­te­rend allemaal.

Van­daag de dag is dat allang niet meer zo. Of het voort­schrij­dend inzicht is of juist het besef van ein­dig­heid en daar­door een toe­ge­no­men druk om van zoveel moge­lijk te genie­ten voor­dat het over is, dat weet ik niet. Kan me eigen­lijk ook niet zoveel sche­len. Feit is dat ik nog steeds pro­beer mijn tijd te beste­den aan zaken die ik leuk vind, maar mocht dat niet luk­ken dan ben ik niet meer bezig om het zo snel moge­lijk ach­ter de rug te heb­ben. Nee, ik zie tijd als iets waar­de­vols en laat elke minuut niet zomaar voor­bij gaan. Er valt altijd wel van iets te genie­ten waar je ook mee bezig bent.

Neem nu de logeer­hond die ik van­och­tend ging uit­la­ten. Het weer was al per­fect op de vroe­ge mor­gen. De vogels flo­ten uit­bun­dig en een paar schoe­nen schom­mel­de vro­lijk hoog boven me in de aan­wak­ke­ren­de wind. Iets wat ik vroe­ger zeker niet gezien zou heb­ben wan­neer ik tegen mijn zin met gebo­gen schou­ders en het hoofd naar bene­den onze huis­hond weer eens ver­plicht moest uit­la­ten ter­wijl ik net zo lek­ker mid­den in een goed boek zat.

~ ~ ~