Het blijven onvoorspelbare wezens, kassameisjes. Gisterochtend was ik al vroeg in de plaatselijke buurtsuper om de ellende van Rommelmarktdag te vermijden. Bij de kassa waren twee vrouwen voor mij aan de beurt. Eerst werd het jongere exemplaar van de twee geholpen door het kassameisje van dienst. Nadat zij alles verwerkt had stelde zij de voor de hand liggende vraag waar ik altijd zo’n jeuk van krijg. Of mevrouw nog zegeltjes bliefde? Dat was niet het geval. Wat zoals te verwachten aanleiding vormde voor de andere wachtende vrouw om te vragen of zij die dan mocht hebben. Dat mocht. Iedereen blij en een gevoel van saamhorigheid plus het komt toch nog goed met de wereld overviel ons.
Nou, toen was dus de tweede vrouw aan de beurt. In de sfeer van gezelligheid die inmiddels ontstaan was leek het haar wel ludiek om ontkennend te antwoorden toen hetzelfde kassameisje van dienst (ze hebben nogal eens de neiging om stiekem van plaats te ruilen wanneer je even niet oplet) haar vroeg of ze zegeltjes bliefde. Waarop ik zei dat ik ze dan wel wilde hebben indachtig het gegeven dat bij beginnende chaos het altijd nog wel erger kan. Dat mocht. Helemaal geen probleem voor het kassameisje van dienst. Wel voor de mevrouw die haar gevoel voor humor inmiddels was kwijtgeraakt. Ze keek me woedend aan. Ik gaf haar lachend de zegeltjes die ze snel in haar tas wierp en waarna ze zonder nog iets te zeggen de winkel verliet.
Ik was aan de beurt. Met spanning keek ik uit naar het moment dat ze mij de moeder der vragen ging stellen. Niet dat het mij om de zegeltjes ging. Veeleer prakkiseerde ik me suf wat ik als antwoord kon geven zodat zij alsnog van slag zou geraken. Achter de servicebalie zag ik de koningin van dienst bemoedigend naar mij zwaaien. Het was vergeefse moeite. Op het moment supreme liet ze me weten dat ik wel geen zegeltjes zou blieven omdat ik die zojuist toch al had weggegeven. Verbouwereerd keek ik haar aan, wat voor de vrouw achter mij in de rij aanleiding was om te vragen of zij de zegeltjes mocht hebben. Dat mocht. Buiten waren in de tussentijd al enkele rommelkraampjes opgebouwd. Ik was er niet meer zo zeker van dat het goed ging komen met de wereld.
~ ~ ~