Wanneer je ooit de kans hebt gehad om eens te mogen rondneuzen in de (privé)archieven van een of andere instelling of (bekend) persoon, dan weet je hoe verslavend dit kan zijn. Blootgesteld worden aan de directe uitingen van het te onderzoeken onderwerp, zonder filter, is zeker de eerste keer (maar ook alle daarop volgende keren) een overweldigende ervaring. Via brieven, dagboeken, notulen of simpele kattebelletjes rechtstreeks een leven ingezogen worden wat misschien wel vele generaties eerder zich heeft afgespeeld is een historische sensatie pur sang. Voor je het weet ben je vergeten waarnaar je ook alweer op zoek was en dwaal je rond door alle documenten en verlies je jezelf in een verloren gewaande wereld die stukje bij beetje weer tot leven komt. De omgeving waarin je je onderzoek doet raakt langzaamaan gevuld met de geluiden en geuren die opstijgen uit de archiefdozen die eindelijk uit hun bewaarplaats bevrijdt de kans krijgen hun verhaal te vertellen.
Tenminste, zo verging het mij toen ik tijdens mijn studie Geschiedenis aan de Universiteit van Utrecht menigmaal voor een opdracht in de vele plaatselijke archieven een kijkje mocht nemen. Binnen de kortste keren voelde ik me een soort van tijdreiziger die ongezien plaats kon nemen bij een belangrijke vergadering, getuige was van een echtelijke ruzie of inzage kreeg in de twijfels bij een hooggeplaatst persoon alvorens hij of zij een verstrekkende beslissing moest nemen. Koortsachtig en opgewonden liet ik steeds meer bronmateriaal aanrukken om een completer beeld te verkrijgen. Alles was even belangrijk. Kòn belangrijk zijn. Het ontbrekende puzzelstukje waarvan je niet wilde dat je het misschien over het hoofd had gezien omdat je niet alles nauwgezet had doorgenomen.
Zo lijkt het me ook dat Pauline Broekema bezig is geweest toen ze op een gegeven moment naar aanleiding van een portret van haar moeder (prominent op de omslag van haar boek aanwezig) besloot zich te verdiepen in de geschiedenis van haar familie. Gezien het nawoord en de opgenomen literatuurlijst is ze bijzonder nauwgezet te werk gegaan en heeft ze zich in vele bronnen verdiept. Het resultaat mag er dan ook zijn. De ongecorrigeerde drukproef die wij mochten ontvangen bestaat uit 464 bladzijdes en loopt over van de (historische) details zonder dat dit de vertelling ergens doet stokken of saai laat worden. Het klinkt misschien vreemd omdat er regelmatig niet al te prettige gebeurtenissen aan bod komen, maar het ‘plezier’ spat er vanaf. Waarmee ik wil zeggen dat het mij lijkt dat de schrijfster bevlogen is geraakt door het materiaal wat ze onder handen heeft gekregen en daar op een uiterst inlevende manier een familiekroniek van heeft weten te componeren die meer dan recht doet aan alle betrokkenen die zij ten tonele voert.
Op een avond staat in de kamer een grote bruine koffer.
Het archief van haar vader. Mijn moeder heeft het geërfd.
Brieven en foto’s.
Rekeningen, lijsten met namen, bouwtekeningen voor huizen.
Telegrammen, geboortekaartjes, gelukwensen en rouwbetuigingen.
Ze zegt terloops: ‘Jij moet hier later nog maar eens iets mee doen.’
[p.158]
Pas wanneer haar moeder overleden is na een lang ziekbed begin Pauline Broekema aan een zoektocht om, zoals ze het in de proloog beschrijft, haar moeder terug te vinden die ze kwijt was geraakt door de ziekte van Alzheimer. De dood van haar broer Pieter op het einde van WO-II vormt daarbij een belangrijk gegeven, maar voordat we zover zijn worden ons eerst de wederwaardigheden van Broekema’s overgrootouders in Nederlands-Indië en Muiderberg voorgeschoteld, waarna de grootouders en haar moeder in Bilthoven in beeld komen. Onontkoombaar doemt dan in de verte het dreigende gevaar vanuit Duitsland op. Een oorlog is aanstaande en zal een zware tol eisen binnen het gezin waarin de moeder van Broekema opgroeit. De jaren tijdens de Duitse bezetting en de wijze waarop Pieter aan zijn einde komt vormen een emotioneel hoogtepunt in de tot dan toe al regelmatig bewogen familiegeschiedenis. Vooral de manier waarop we in het korte hoofdstuk ‘Denk aan mij’ plots een inkijkje krijgen in de laatste gedachten van Pieter is erg aangrijpend:
Denk aan mij nu ik de villa’s passeer.
Waar een vrouw haar schort omdoet om in de keuken de avondmaaltijd te bereiden.
Een maandag als alle andere. De week die begint.
De mensen horen ons naderen en maken zich uit de voeten.
Ze blijven binnen.
Niemand te zien.
Geen kind dat speelt op het stoepje voor een huis.
[p.380]
Het tekent voor mij hoezeer Pauline Broekema zich het materiaal eigen heeft gemaakt. Hoe ze veel van de personen die zij tot dan toe alleen uit overgeleverde verhalen kende verder tot leven heeft gewekt. In het hele boek wemelt het van de details die kleur en extra betekenis geven aan de handelingen die zij uit de vele brieven, foto’s en wat nog meer wist op te diepen. Alles is met evenveel aandacht en liefde gedaan. En wat ik persoonlijk erg mooi vond is dat Broekema zich niet beperkt heeft tot wat zij concreet gevonden heeft of wat zij vanuit verschillend bronmateriaal bij elkaar heeft weten te brengen. Hoewel het misschien historisch niet verantwoord is, vind ik het een extra dimensie brengen aan het boek waar zij gepoogd heeft in te vullen wat verborgen is gebleven. Typerend voor deze benadering is bijvoorbeeld het bezoek dat haar overgrootouders (toen ze nog niet getrouwd waren) brengen aan de wereldtentoonstelling in Amsterdam. Jannetje (haar overgrootmoeder) zondert zich af van het gezelschap en komt onder meer terecht in een tent waarin allerlei bewoners uit overzeese gebiedsdelen tentoongesteld worden. Ze voelt zich er erg ongemakkelijk bij en raakt aan de praat met een tekenaar die veel van deze mensen blijkt te kennen. De verhalen die hij vertelt doen Jannetje huiveren. Of het zich allemaal op deze manier heeft afgespeeld is de vraag, maar het geeft ons meer kans om Jannetje te leren kennen.
Door deze aanpak wordt het natuurlijk wel erg moeilijk om te onderscheiden waar de waarheid overgaat in de fantasie van de schrijfster. De leesbaarheid daarentegen stijgt enorm. Ik heb het boek in twee dagen met bijzonder veel interesse gelezen. Van veel historische gebeurtenissen was ik op de hoogte, maar nergens voelde het als een droge opsomming of herhaling van feiten die niets nieuws weten te brengen. Juist doordat Broekema makkelijk schakelt naar de persoonlijke geschiedenis van de vele personages die de revue passeren gaat het nergens vervelen. De makke waaraan veel kronieken onvermijdelijk lijden, namelijk het continue introduceren van nieuwe generaties familieleden met al hun aangetrouwde connecties is hier beperkt gebleven tot diegene die daadwerkelijk een rol van betekenis spelen in het verhaal dat Broekema wil vertellen. Daar waar ze zich veroorlooft om een zijweg in te slaan blijkt verderop dat het toch met het grotere geheel te maken heeft. Erg knap gedaan en het is overduidelijk dat hier zeer veel tijd in is gestoken.
Heb ik dan niets aan te merken? Ja, toch wel. Mijn puntje van kritiek richt zich voornamelijk op de compositie. Naar mijn smaak, maar hoe kan het ook anders bij verschillende generaties door de jaren heen, vormen de drie delen waaruit het boek is opgebouwd te weinig één geheel. Het blijven net iets teveel afzonderlijke episodes die ieder voor zich recht doen aan het verhaal wat verteld wordt maar waardoor de samenhang ontbreekt. Weliswaar worden er op verschillende plaatsen lijntjes over en weer getrokken (Juul als de oogappel van Jannetje; Pieter en Juul die elkaar moeilijk liggen), echter dit is wat magertjes. Dit kan natuurlijk gelegen hebben aan het beschikbare materiaal. Wanneer de hiaten te groot worden is het moeilijker deze te dichten zonder de werkelijkheid al teveel geweld aan te doen. Ergens bekruipt me het gevoel dat Pauline Broekema zo verliefd is geworden op alles wat ze heeft weten op te duiken met betrekking tot haar familiegeschiedenis dat het moeilijk werd voor haar om te schrappen. Misschien was het beter geweest om ofwel de verschillende verhalen nadrukkelijker van elkaar te scheiden en los te publiceren, of daarentegen de focus meer op één hoofdonderwerp te leggen en de rest daaraan ondergeschikt te maken.
Verder viel me op dat het leek alsof sommige onderdelen van het boek los van elkaar tot stand waren gekomen en pas later bij elkaar gebracht. Er duiken regelmatig passages op waar een persoon of gebeurtenis kort wordt aangehaald op een manier die niet klopt met het feit dat er eerder al aandacht aan is besteed. Het kan zijn dat dit ontstaan is door het later toevoegen of verschuiven van paragrafen. Maar het komt slordig over. Natuurlijk kan dit ook komen omdat we hier met een ongecorrigeerde drukproef van doen hebben, maar het versterkte mij in de opvatting dat het boek in zijn geheel toch nog wat onevenwichtig is.
Dit alles laat onverlet dat ik erg onder de indruk ben geraakt van hetgeen Pauline Broekema bij elkaar heeft gebracht en hoe zij dit heeft weten te presenteren. Wat mij betreft is zij erin geslaagd om ‘een fascinerende, opwindende en verslavende ontdekkingsreis’ te vertalen naar een fascinerend, opwindend en verslavend boek wat er mag zijn. Of ze geslaagd is in het terugvinden van haar moeder is iets wat ik niet kan beoordelen, maar het lijkt me dat ze meer te weten is gekomen dan ze vooraf vermocht te hopen.
Op zoek naar het verhaal achter een familiedrama verliest Pauline Broekema zich in het archief van haar grootvader. Het Boschhuis is de geschiedenis van rauwe tabakspioniers op Sumatra, een boerenleven aan de Zuiderzee, zorgeloze vakanties op Vlieland, wereldverbeteraars in een lommerrijk Utrechts villadorp, en in 1944 het einde van een naïeve droom: oom Pieter ter Beek wordt, net voor de bevrijding, door de bezetter gefusilleerd.
Het Boschhuis — Kroniek van een familie
Pauline Broekema
Uitgeverij De Arbeiderspers
ISBN 9789029588973