Op zaterdagochtend is het lang traditie geweest om ’s ochtend verse broodjes te halen bij de bakker. En dan bij de slager of supermarkt natuurlijk verschillende soorten beleg. Vaak zat daar ook americain filet bij. Of een lekkere paté.
Niet dat er een abrupt einde is gekomen aan deze traditie. Nog altijd kom ik van het boodschappen doen terug met een zak vol broodjes en bijbehorend beleg. Maar americain filet wil nog wel eens ontbreken. Of een lekkere paté.
Het komt doordat ik het boek Eating Animals van Jonathan Safran Foer gelezen heb. Niet onlangs, maar alweer een jaar geleden. Sluipenderwijs is het onder mijn huid gaan zitten. Hoe dieronwaardig wij omgaan met dieren. Hoe wij ze op een onnatuurlijke manier in korte tijd oppompen zodat ze het juiste gewicht en vetpercentage hebben om geslacht te kunnen worden. Hoe dit zonder aanziens des dier gaat, want het is gebleken dat het efficiënter is een bepaald percentage afvallers te hebben, dan te proberen koste wat kost het aantal afvallers te beperken. En efficiëncy is belangrijk, want dat drukt de kosten zodat de kiloknallers nog goedkoper op de schappen kunnen. Dus worden de dieren onder erbarmelijke omstandigheden slachtrijp gemaakt.
Wat niet wil zeggen dat ik na lezing van het boek vegetariër ben geworden. Wel ben ik wat kieskeuriger en bewuster vlees en vis gaan inkopen. Waarbij je het dan al moeilijk genoeg hebt om wijs te worden uit alle informatie die je krijgt aangereikt waarvan veel achteraf ook nog eens misleidend blijkt te zijn.
Maar daar wil ik het vandaag niet over hebben. Ik wil terug naar de americain filet. Of een lekkere paté. Zelfs een doodgewone leverpastei volstaat. Het is namelijk allemaal weer geworden wat het altijd al was, maar wat ik er nooit meer in zag (of wilde zien): vermalen dieren.
Vleespasta.
Platgewalste, doorgedraaide, verpulverde, fijngehakte varkens, koeien, schapen, kippen, paarden, eenden en konijnen. Plus al die andere dieren die het dierenrijk rijk is en waarvan ik niet weet of ze wel of niet in de gehaktmolen verdwijnen om er aan de andere kant als onherkenbare bruine brij uit te komen. Meng een beetje specerijen door zo’n klodder voormalig dier en een etiketje met daarop de woorden ‘americain filet’ op het plastic bakje doet de rest.

Niet dat ik het nooit geweten heb. Vroeger heb ik zelf meermalen geholpen bij het worst draaien van een pas geslacht varken dat we samen met enkele buren hadden gekocht bij een boer. Dus ik weet hoe een dier kan transformeren tot gehakt voor consumptie. En ik heb er nooit geen moeite mee gehad. Totdat Eating Animals z’n verwoestende werk ging doen. Langzaam maar effectief. Door mij de dieren weer te laten zien als dieren. Door mij te herinneren mijn voedsel weer te zien als waar het van gemaakt is. Door mij te informeren hoe het er in die ‘animal farms’ aan toe gaat.
Dat alles samen zorgde ervoor dat ik steeds meer geconfronteerd werd met wat ik zag en wat ik daarover wist. Geleidelijk groeide de weerzin. En het was wachten op de zaterdag dat ik mijn portie americain filet terzijde schoof. De geur alleen al deed me bijna kokhalzen. Ik rook bloed en botten. Ik rook de weeë lucht waarvan ik dacht dat ik die voorgoed vergeten was nadat ik enkele traumatische dagen in een kippenslachterij had gewerkt. Ik rook angst en zweet. Ik rook lijden.
Bijna moest ik kokhalzen.
Voor mij geen americain filet meer. Of een lekkere paté. Ik ga voortaan voor een smeuïge salade. Of een lekkere plak jonge kaas. Nieuwe tradities kun je elke zaterdag starten.
~ ~ ~
Reacties
Wij eten al jaren biologisch vlees, gehaald bij een biologische boer hier in de buurt.
Niet dat dat alles goed praat, maar in de zomer staan de koeien in het Oude Land van Strijen, een beschermd natuurgebied, De dames en heren kunnen in de winter naar buiten, er is een grote roldeur gemaakt zodat ze bij goed weer zo de stal uit kunnen.
Toch voel ik me minder schuldig!
Ook wij eten steeds meer biologisch vlees, maar proberen daarnaast ook te minderen wat vleesconsumptie betreft.
Ik merk bij mezelf dat het in heel kleine stapjes gaat. Wel in de goede richting.