Wij wonen

Wij wonen in een hoek­huis. Tus­sen ons huis en het hoek­huis van de vol­gen­de straat is een smal trot­toir wat niet vaak gebruikt wordt. Op de dagen dat de post bezorgd wordt (en dat is niet meer zo vaak tegen­woor­dig) par­keert de post­bo­de er zijn fiets. En zo heel af en toe hou­den zich er wat opge­scho­ten pubers op die zich onbe­spied wanend na zeer lan­ge inlei­den­de gesprek­ken de eer­ste schre­den op het lief­des­pad zet­ten door elkaar snel te zoe­nen voor­dat ze haas­tig en gege­neerd afscheid van elkaar nemen.

Hoe ik dat weet? Sim­pel, als ik bui­ten ach­ter in de tuin zit te lezen kun je zowat alles woor­de­lijk horen wat er in het steeg­je gezegd wordt.

Zo ook de vra­gen die enke­le kin­de­ren elkaar eer­der deze week stel­den ter­wijl ik bezig was met de vij­ver. Een vraag in het bij­zon­der deed me opkij­ken en bij­na op het­zelf­de moment was ik jaren terug in de tijd. Als je moest kie­zen tus­sen je vader en je moe­der, van wie houd je dan het meest? Ik zie ons nog in een kring staan op het school­plein ter­wijl we ieder van zul­ke gewe­tens­vra­gen moesten beantwoorden.

In dezelf­de cate­go­rie was de vraag wat je het minst erg zou vin­den om te mis­sen. Horen, zien of spre­ken? Werd het nooit meer pra­ten, niets meer kun­nen zien of voor altijd van alle geluid ver­sto­ken blij­ven? Oh, hoe licht­zin­nig we op die onschul­di­ge leef­tijd met deze ingrij­pen­de kwes­ties omgin­gen. Wis­ten wij veel.

Mis­schien dat mijn ant­woord in de loop der jaren niet het­zelf­de is geble­ven, maar één ding is zeker, het zien zou ik nooit opge­ge­ven heb­ben. Nog steeds niet. Zon­der dat ik daar­mee wil sug­ge­ren dat ik zon­der de rest kan of dat iemand die doof of stom is niet moet zeu­ren omdat ze geluk­kig nog kun­nen zien.

Heel even­tjes nog wil ik blij­ven stil­staan bij het feit waar­om het zien voor mij zo belang­rijk is. En wel naar aan­lei­ding van vraag 31 in de #50books reeks:

Wat vind jij van boekverfilmingen?

Hoe lan­ger ik name­lijk over deze vraag nadenk, hoe meer ik tot de con­clu­sie kom dat ik er niks van vind. Een film is een film. Of het nu op een boek geba­seerd is, op een ori­gi­neel film­script of op een ‘waar gebeurd ver­haal’. Het blijft een (ver)film(ing). Het laat zien wat er gebeurd is. En dat is voor mij met­een het groot­ste ver­schil met een boek.

Een boek beschrijft wat er gebeurd is. Je moet het lezen1 en ver­vol­gens wordt je fan­ta­sie aan het werk gezet om te ver­beel­den wat je gele­zen hebt. Daar­door is naar mijn menig het lezen van een boek zoveel krach­ti­ger dan het kij­ken van een film.

Met de ken­nis van nu besef ik me dan ook dat mijn ant­woord dat ik niet zon­der het zien zou kun­nen leven, altijd geba­seerd was op het gege­ven dat ik niet zon­der het lezen zou kun­nen leven. Zien = Lezen.

Het lezen prik­kelt mijn ver­beel­ding en brengt me naar werel­den waar ik me tot dan toe geen voor­stel­ling van kon maken. Lezen = Zien.

Bij een film heb ik dat niet. Daar is alles al voor mij bedacht en uit­ge­werkt. Er blijft te wei­nig ruim­te over om zelf aan de slag te gaan met wat ik op ‘het wit­te doek’ zie. Natuur­lijk kan het me aan het den­ken zet­ten, maar dan is het eer­der dat ik me ver­diep in de dilemma’s die aan­ge­sne­den wor­den dan dat ik me een voor­stel­ling maak van scene’s die ik gemist heb.

Een boek­ver­fil­ming is in die zin spe­ci­aal omdat het inzich­te­lijk maakt hoe een ande­re lezer (in dit geval de regis­seur van de ver­fil­ming) zich het boek ver­beeld heeft. En dat zal in bij­na alle geval­len anders zijn dan dat jij­zelf het boek in gedach­ten ver­beeld hebt. Meest­al zal dit als teleur­stel­lend erva­ren wor­den omdat je eigen ver­beel­ding van­zelf­spre­kend veel ver­trouw­der is. De ver­fil­ming wijkt af en dat ont­re­gelt. Van­daar dat boek­ver­fil­min­gen veel­al nega­tief beoor­deeld wor­den door die­ge­nen die het boek al gele­zen heb­ben voor­dat ze de film gaan zien.

Bij mij is dat niet anders en daar­om laat ik ze dan ook meest­al aan me voor­bij gaan. Ten­slot­te heb ik de film al gezien.

~ ~ ~

UITGELICHT want SHARING is CARING

Thurs­day Night Dear Col­lea­gue Let­ter — Hope Jahren

Ik heb het blog van Hope Jah­ren nog niet zo lang gele­den bij toe­val ont­dekt. Ze schrijft niet heel fre­quent (vol­gens mij een blog­post per maand) en dat is jam­mer omdat ze vaak hila­ri­sche stuk­ken schrijft, maar aan de ande­re kant geeft me dat wel de gele­gen­heid om haar ouder werk te lezen. Deze uit­ge­lich­te blog­post is een ‘open brief’ aan een col­le­ga van haar vak­groep. Per abuis had de col­le­ga een email met kri­tiek over Hope Jah­ren niet naar ’the Chair’ ver­zon­den, maar naar Hope Jah­ren zelf. Niet erg slim. En Hope zou Hope niet zijn als ze daar niet uiterst vil­lein op zou reageren…:

Your words impres­sed me. When I read them, I felt a tin­gle down my legs as my endo­cri­ne glands pum­ped fight-or-flight hor­mo­nes into my quadriceps.”

Afijn, lees zelf maar.


  1. Ik bedenk me nu dat het natuur­lijk ook moge­lijk is om een audio-boek te beluis­te­ren of dat iemand je een boek voor­leest, waar­mee het horen ook ineens onmis­baar wordt, of althans inwis­sel­baar met het zien voor wat betreft het lezen van een boek. 

2 reacties

Monique 13 oktober 2014 Reageer

Ik zou wel eens een talk­show wil­len zien op tv waar­in (vol­was­sen) men­sen elkaar zo op het eer­ste gezicht vol­ko­men wil­le­keu­ri­ge vra­gen stel­len over onmo­ge­lij­ke beslis­sin­gen, over din­gen “waar je niet naar vraagt”. Gewoon omdat dat best inte­res­sant zou zijn, licht kan wer­pen over hoe we den­ken en waar dat mee te maken heeft.

Peter Pellenaars 19 oktober 2014 Reageer

Lijkt me een haal­baar ‘for­mat’. Steek er wat tijd in en stuur het op. Wie weet heb je (tv)goud in handen.

Geef een antwoord