Ziek

Van­och­tend is Suzan in bed geble­ven. Ze voelt zich niet goed. Lau­rens heeft haar ziek gemeld bij haar werk­ge­ver. Daar­na heeft hij een kop­je thee voor Suzan gemaakt en een beschuit met kaas. Suzan sliep alweer toen hij het ont­bijt naar boven bracht. Even over­woog Lau­rens om zelf de beschuit dan maar op te eten. Bene­den in de lade van het kast­je waar de tv op staat zocht hij naar een ansicht­kaart met Beter­schap. Ik hoop dat je weer snel opknapt lie­ve schat xxx, schreef hij op de ach­ter­kant. De kaart plaatst hij tegen het kop­je thee voor­dat hij naar zijn werk ver­trekt. Suzan slaapt nog steeds.

Om tien uur werd Suzan wak­ker. Een tijd­lang bleef ze roer­loos op haar zij lig­gen. Elke keer wan­neer het cij­fer van de minu­ten op haar wek­ker ver­sprong nam ze zich voor om op te staan. Na tien minu­ten draait ze zich op haar ande­re zij en valt weer in slaap.

’s Mid­dags zit Suzan op de bank bij het raam. Op de lage tafel lig­gen wat tijd­schrif­ten en haar mobiel­tje. Al ver­schei­de­ne keren is er een deun­tje hoor­baar geweest van een nieu­we bood­schap. Suzan heeft een mok thee met twee han­den vast­ge­klemd ter­wijl ze naar bui­ten staart. Wan­neer ze zich rea­li­seert hoe ze er bij zit, zet ze reso­luut de mok op tafel en pakt haar mobiel­tje. Lang­zaam scrolt ze door de bericht­jes die zijn bin­nen geko­men. Ze begint aan een ant­woord maar legt dan het mobiel­tje terug. Even later pakt ze het toch weer op om een vrien­din te bellen.

[…]
Goh, echt waar?
Ja, echt. Ik snap dat je het moei­lijk kunt voor­stel­len, maar zo is het echt gegaan.
Wat nu? Heb je het opgebiecht?
Ben je gek!? Natuur­lijk niet. Waar­om zou ik? Ik heb toch niets ver­keerds gedaan?
Tja, ik weet niet. Het is maar hoe je het bekijkt.
Luis­ter. Nog­maals. Mis­schien heb ik de schijn tegen. Maar juist daar­om. Daar­om ga ik het niet opbiech­ten. Dan wordt het alleen maar van kwaad tot erger. Het was een onschul­dig slip­per­tje en geluk­kig heb ik het op tijd kun­nen stoppen.
Als jij het zegt…
Kom op, Suzan. Geloof me. Er is echt niets gebeurd.
Had je het me anders verteld?
Natuur­lijk! Wij heb­ben toch geen gehei­men voor elkaar? En trouwens.
Hoe bedoel je? Trouwens?
Niets niets. Kom­aan Suus. Hoe lang ken­nen we elkaar nu al?

Lang.
Pre­cies. Harts­vrien­din­nen for ever. Zul­len we van­mid­dag afspre­ken in de stad?
Nee. Ik voel me niet zo lek­ker vandaag.
Ach, hoe komt dat? Is er iets?
Nee, nee. Gewoon een griepje.
Ja, dat heerst. Hoor ik om me heen. Had ik je al ver­teld van Moniek trou­wens? Dat is me een verhaal.
[…]

Lau­rens blijft die avond over­wer­ken. Suzan gaat vroeg naar bed. De kaart staat nog steeds tegen de kop thee op haar nacht­kast­je. Van de beschuit met kaas is geen spoor meer te ont­dek­ken. Die nacht droomt Suzan van Moniek. Iets na twee uur moet ze plas­sen. Wan­neer ze weer in bed stapt valt haar pas op dat Lau­rens er nog niet in ligt. Ze maakt van de gele­gen­heid gebruik om lang­uit dia­go­naal in bed te gaan lig­gen. Dat heeft ze altijd al heer­lijk gevonden.