Misschien herkenbaar?

Tom komt met zijn scheer­spie­gel uit de bad­ka­mer, legt hem op tafel en loopt naar de keu­ken om een nieu­we fles wijn te halen. Dani­ël begint de coke voor­zich­tig fijn te hak­ken en op te delen.
[p.193, Mis­schien wel niet]

Zomaar een scè­ne van een door­de­week­se don­der­dag­avond waar rou­ti­neus zwaar gedron­ken en gesno­ven wordt door enke­le stel­len in een Amster­dam­se buurt. Mor­gen­vroeg moe­ten de kin­de­ren weer naar school gebracht en het werk gedaan worden.

Her­ken­baar?

Niet voor mij. Toch staat in de flap­tekst van Mis­schien wel niet te lezen dat deze roman een heden­daags beeld schetst ‘waar­in velen zich zul­len her­ken­nen’. Geluk­kig komen er vol­doen­de ande­re zaken aan bod in dit nieu­we boek door Jan­nah Loon­t­jens, dat die her­ken­baar­heid voor mij er wel dege­lijk is. Het voor­naams­te mis­schien wel het gege­ven dat we leven in ‘een tijd waar­in het steeds moei­lij­ker wordt om te dur­ven kie­zen’ (aldus nog steeds de flaptekst).

Wel vraag ik me af of het niet alleen ‘dur­ven kie­zen’ betreft, maar ook ‘kun­nen kiezen’.

De stress van een veel­heid aan keu­ze­mo­ge­lijk­he­den die gepaard gaat met het onver­mo­gen om te weten wat men nastreeft. Wat wil ik?

[Begin inter­mez­zo]

Jaren gele­den zat ik met een stel collega’s in een tou­ring­car rich­ting een of ander pret­park. We had­den een jaar lang hard gewerkt, onze tar­gets gehaald en daar­om iets te vie­ren. Al voor­dat we goed en wel Nij­me­gen uit waren wer­den de eer­ste fles­jes bier en wijn open­ge­trok­ken. Er werd geproost op ons suc­ces. De bonus was bin­nen. Het leven was goed.

Vol­ko­men onver­wachts vroeg een col­le­ga waar ik ver­der niet veel mee had samen­ge­werkt in het pro­ject aan mij of dit het nu was. Ik wist in eer­ste instan­tie niet pre­cies wat ze bedoel­de. Ze ver­klaar­de zich nader. Of dit (van dead­line naar dead­line wer­ken) ons leven vorm­de. En of het dat­ge­ne was wat ik altijd voor ogen had gehad toen ik aan deze job begon.

Ik keek rond of iemand nog bier in de aan­bie­ding had.

Als je hier, op dit moment, opnieuw zou kun­nen begin­nen, wat zou je dan wil­len doen? Wie zou je wil­len zijn? Dat waren de vra­gen waar­mee ze ver­volg­de ter­wijl ik mijn twee­de fles­je bier aan­ge­reikt kreeg. En als het iets anders was dan wat ik momen­teel deed, voeg­de ze eraan toe, dan moest ik me maar eens seri­eus afvra­gen waar­om ik nog steeds in deze bus zat. Proost! zei ik.

Enke­le bier­tjes later was ik haar en haar vra­gen alweer vergeten.

[Ein­de intermezzo]

Als nie­mand iets van me zou ver­wach­ten, zou ik de bac­te­ri­ën het liefst nate­ke­nen (…) Dat zou ik wil­len doen. Kij­ken en tekenen.
[p.96, Mis­schien wel niet]

Mascha weet niet wat ze wil. Twij­fel is haar twee­de natuur.

Ooit heeft ze een wel­be­wus­te keu­ze gemaakt (micro­bi­o­lo­gie in plaats van lite­ra­tuur), maar daar­na is het min of meer alle­maal van­zelf gegaan. ‘Zo gaat dat’, ver­zucht ze zelf1. Als­of ze op een och­tend wak­ker wordt, ver­dwaasd om zich heen kijkt en dan beseft dat dit het is: ‘dit is dus mijn leven. Dit is het bestaan dat ik leid2.’

Apa­thie lijkt haar eer­ste natuur.

Maar diep van bin­nen weet Mascha heel goed wat ze wil (net als dat ik heel goed wist wat ik wil­de, toen in die bus). Kij­ken en teke­nen. Of, naar­ma­te de roman vor­dert, vrij en geluk­kig zijn. Het pro­bleem is alleen dat Mascha zich naar mijn idee schaamt voor deze ver­lan­gens. Ze kan het niet rij­men met ande­re gevoe­lens die er haaks op staan. En deze con­stan­te wor­ste­ling sloopt haar geleidelijk.

Ga maar na. Er is de ver­ant­woor­de­lijk­heid voor de kin­de­ren tegen­over het ver­lan­gen naar vrij­heid. Het niet afge­we­zen wil­len wor­den tegen­over de wens ont­sla­gen te wor­den. De onze­ker­heid wan­neer haar vader haar gade­slaat tegen­over het wil­len laten zien hoe goed ze ergens in kan zijn. Wat haar rest is te vluch­ten. Door een inter­net affai­re te begin­nen. Alles te zien als een spel. Geloof te hech­ten aan het nood­lot. Om maar niet de con­fron­ta­tie met zich­zelf aan te gaan.

Haar vader vat het kern­ach­tig samen in zijn ver­wijt dat de gene­ra­tie van Mascha geen toe­wij­ding en door­zet­tings­ver­mo­gen heeft3. Alleen denk ik niet dat hij gelijk heeft. Ten­min­ste, niet hele­maal. Er is meer. In de lezing van Tom (de part­ner van Mascha) vin­den we ook aan­kno­pings­pun­ten waar hij refe­reert naar het ver­dwaald zijn van de heden­daag­se mens.

We leven mis­schien wel meer dan ooit in het nu. Toch komt dit niet voort uit een bewust­zijn van tijd en ver­gan­ke­lijk­heid, eer­der komt het voort uit een ver­lies aan richting.
[p.164, Mis­schien wel niet]

Ik ben geneigd het laat­ste woord ‘rich­ting’ te ver­van­gen door ‘zin­ge­ving’. In de meest bre­de zin van de bete­ke­nis. Het zin geven aan een acti­vi­teit. Het zin­vol bezig zijn.

Met het weg­val­len van de alles­over­heer­sen­de rol van reli­gie en ide­o­lo­gie in onze wes­ter­se samen­le­ving, is er ook een con­text van zin­ge­ving weg­ge­val­len waar velen van ons niets voor in de plaats heb­ben weten te stel­len. Zo ook Mascha. Zij is ver­dwaald geraakt in een wereld waar alles kan en mag maar waar nie­mand haar ver­teld of ze goed bezig is. En alleen is ze niet in staat om haar onze­ker­heid te over­win­nen. Haar part­ner heeft wel dui­ding maar geen ant­woor­den. Hoe zal ze ooit weten of ze de juis­te keu­zes heeft gemaakt?

Mis­schien wel niet is een boei­en­de roman waar­in je mee­ge­zo­gen wordt in de gedach­ten- en leef­we­reld van een heden­daag­se vrouw die ten onder dreigt te gaan aan haar onver­mo­gen om haar leven rich­ting te geven. Een wereld die afwis­se­lend her­ken­baar en min­der her­ken­baar voor mij was (en bij tijd en wij­le ‘over the top’) maar altijd fas­ci­ne­rend genoeg om door te blij­ven lezen. Na afloop heb je geen idee hoe het ver­der moet met Mascha, maar je hebt wel een beeld gekre­gen van de uit­zicht­lo­ze wan­hoop wan­neer iemand ver­zwol­gen wordt door een exis­ten­ti­ë­le crisis.

Mis­schien wel niet beschrijft vier dagen uit het leven van Mascha. Ze woont in Amster­dam, heeft net als haar vriend een goe­de baan en samen heb­ben ze twee kin­de­ren. Ze leidt een leven dat exem­pla­risch lijkt voor deze tijd, waar­in een gro­te keu­ze­vrij­heid, Whats­App en Facebook het leven ver­aan­ge­na­men, maar ook inge­wik­keld maken.
Deze dagen uit Mascha’s leven schet­sen een heden­daags beeld waar­in velen zich zul­len her­ken­nen. Ze beleeft los­ban­di­ge avon­den met haar vrien­den, doet haar best een goe­de moe­der te zijn, houdt haar rela­tie onder de loep en heeft een gehei­me Facebook-affai­re. Dage­lijks voert ze strijd met het nemen van verantwoordelijkheden.

Mis­schien wel niet
Jan­nah Loontjens
Uit­ge­ve­rij ambo | anthos
ISBN 9789026326523


  1. blz.118, Mis­schien wel niet 

  2. blz.91, Mis­schien wel niet 

  3. blz.228, Mis­schien wel niet