Druk

Suzan keek uit het raam. Bui­ten ston­den alle­maal auto’s naast elkaar. Er was slechts één plek­je vrij. Maar omdat links en rechts van het vak nog­al slor­dig was gepar­keerd zou het niet mee­val­len om daar nog een auto tus­sen te krij­gen. Mis­schien een heel klein­tje. Zo een­tje die je steeds vaker zag. Met een 45 km stic­ker op de ach­ter­kant geplakt. Ze had zich al ver­schei­de­ne keren afge­vraagd of daar alleen gehan­di­cap­ten in moch­ten rij­den. Vroe­ger had er bij hen in het dorp ook iemand gewoond die gehan­di­capt was. Maar die ging over­al met de rol­stoel naar toe. Bin­nen­kort moest ze toch maar weer eens de par­keer­re­gels op de agen­da zetten.

Ze dacht na over de vraag die haar gesteld was. De coach roer­de onder­tus­sen door zijn kof­fie. Zijn vin­gers waren uit­zon­der­lijk lang viel haar op. Sinds kort had­den ze geen weg­werp­be­ker­tjes meer, maar ech­te gla­zen en mok­ken. Veel pro­fes­si­o­ne­ler, vond Suzan. In de onder­ne­mings­raad was er veel over te doen geweest, en ook nu, alweer enke­le maan­den na de invoe­ring werd er regel­ma­tig over gespro­ken bij het kof­fie­au­to­maat. Gezeur, zei Suzan dan altijd hard­op. Ze keek opnieuw naar bui­ten. Er zat een meeuw op de vrije plek tus­sen de auto’s. Wat zei je? vroeg de coach.

Na afloop van de ses­sie liep Suzan een stuk­je mee met de coach rich­ting recep­tie. Daar gaf ze hem een hand. Hij had haast. Een col­le­ga van haar stond al te wach­ten. Die was nu aan de beurt. Maar de coach ging snel voor een siga­re­tje naar bui­ten. Zou ze hem ver­tel­len dat het bedrijfs­be­leid was dat er niet bij de ingang gerookt mocht wor­den? De vraag was alleen of hij onder die regels viel. Ten­slot­te was hij een bezoe­ker. Geen mede­wer­ker. Nog steeds voel­de ze de warm­te van zijn hand­druk in haar eigen hand­palm. Nu ze ineens wist waar­om ze zo emo­ti­o­neel was gewor­den tij­dens dat ver­ve­len­de rol­len­spel onlangs kon ze het hem niet meer ver­tel­len. Hope­lijk zou het haar bij de vol­gen­de ses­sie eer­der te bin­nen schieten.

De rest van de dag klik­te ze door haar email maar op niet een­tje gaf ze een ant­woord. Net voor­dat ze naar huis ging selec­teer­de ze alle berich­ten in haar inbox en daar­na klik­te ze op de prul­len­bak. Of ze het zeker wist? Ja.

En? Nog iets bij­zon­ders mee­ge­maakt vandaag?
Nee, niet echt. Jij?
Nee. Ik ook niet echt.
Nog wat boontjes?
Nee, nee. Ik heb genoeg zo.
Zeker weten? Er is genoeg.
Ja, echt. Zeker weten. Ik heb van­mid­dag in de kan­ti­ne al flink gegeten.
Oh. Hoe­zo?
En we had­den ook nog gebak.
Van wie? Waarom?
Din­ges was jarig. Euhm, komop die kerel van Finan­ce. Je weet wel.
Jaap?
Ja, Jaap. Pre­cies. Goh, dat ik nou niet op z’n naam kon komen.
Ik dacht dat Jaap weg was bij jullie.
Nee, dat is Ben. Ben. Die is weg, ja.
Oh. 
Jaap is er wel een tijd­je tus­sen­uit geweest.
Vlees?
Lek­ker. Hij had een bur­nout of zo. Aansteller.
Hm…
Als­of je over­werkt kunt raken op de afde­ling Finan­ce. Laat me niet lachen.
Nee. Smaakt het?

Die avond had Lau­rens geen tijd om na het eten gezel­lig bij Suzan op de bank te gaan zit­ten. Voor een bepaald pro­ject moest hij een inge­wik­keld docu­ment door­le­zen en van com­men­taar voor­zien. Mor­gen zou­den ze het in een inge­las­te spoed­ver­ga­de­ring door­ne­men. De vol­tal­li­ge stuur­groep had toe­ge­zegd aan­we­zig te zijn. Toen hij ein­de­lijk klaar was zag hij tot zijn schrik dat het al bij­na vier uur in de och­tend was. Suzan lag met wijd­open ogen naar het pla­fond te sta­ren. Maar dat had Lau­rens niet in de gaten bij het voor­zich­tig in bed stap­pen. Hij wil­de haar niet wak­ker maken.