Het deel van Amalfitano
Waar waren we ook alweer gebleven sinds ik bijna een maand geleden voor het laatst mijn leeservaringen deelde met betrekking tot het boek 2666 door Robert Bolaño? Oh ja, bij deel 2, oftewel Het deel van Amalfitano. Laat ik opnieuw maar eens beginnen met een weergave van de verhaallijn(en). We krijgen meteen een verrassing te verwerken:
Exit: de vier critici.
In dit tweede (met nog geen tachtig pagina’s tevens het kortste) deel, zoomen we in op de persoon Amalfitano. Deze Chileense balling die we in het eerste deel hebben leren kennen als de gids voor de critici op zoek naar Archimboldi, leeft samen met zijn puberdochter Rosa in Santa Teresa nadat zijn vrouw Lola hen jaren geleden heeft verlaten. Ze woonden toen nog in Spanje.
Dit is hoe het tweede deel begint:
Ik weet niet wat ik in Santa Teresa kom doen, zei Amalfitano bij zichzelf toen hij een week in de stad woonde. Weet je dat niet? Weet je dat echt niet? vroeg hij zich af. Echt niet, zei hij bij zichzelf, en veelzeggender kon zijn antwoord niet zijn.
p.197
Vervolgens krijgen we in de vijfentwintig pagina’s die hierop volgen de voorgeschiedenis te lezen van deze verhuizing naar Santa Teresa. Het begint met het vertrek van Lola op het moment dat hun dochter Rosa twee jaar jong is. Lola geeft als reden voor haar vertrek aan dat ze haar lievelingsdichter wil opzoeken die opgenomen is in een gekkenhuis. Ze belooft na een paar maanden terug te zullen keren. Eenmaal vertrokken stuurt Lola regelmatig lange brieven naar Amalfitano.
In deze brieven vertelt Lola over de reis die ze met een vriendin onderneemt naar San Sebastián. Daar eenmaal aangekomen krijgen ze geen toestemming om de dichter te ontmoeten. Via een list lukt hen uiteindelijk toch om hem te zien. Dan wordt duidelijk dat Lola en haar vriendin het plan hebben opgevat om de dichter te helpen met een ontsnapping uit het gekkenhuis waarna ze gedrieën zullen vluchten naar Frankrijk. Ze worden onderbroken door de komst van een dokter die de dichter terugbrengt naar zijn kamer. In de volgende dagen lukt het hen niet meer om met hem in contact te komen.
Na een tijdje raakt hun geld op en de vriendin van Lola besluit naar Madrid te reizen om daar bij familie om geld te vragen. Lola blijft alleen achter. Niet lang daarna wordt ze uit het pension gezet waar ze hun intrek hadden genomen. In afwachting van haar vriendin besluit Lola dicht bij het gekkenhuis in de buitenlucht de tijd door te brengen. Door het hekwerk vangt ze soms een glimp van de dichter op. De vriendin laat zich niet meer zien en Lola begint rond te zwerven in de omgeving. Een tijdlang wordt ze min of meer onderhouden door een man die verliefd op haar raakt totdat ze in haar eentje naar Frankrijk vertrekt.
Amalfitano hoort vijf jaar lang niets meer van Lola. Dan plots weer een brief waarin ze aangeeft als schoonmaakster te werken in Parijs en een zoontje te hebben. Vervolgens weer twee jaar geen teken van leven totdat ze in Barcelona opduikt en op zoek gaat naar Amalfitano. Lola blijkt ongeneeslijk ziek te zijn en komt afscheid nemen van Amalfitano en haar dochter Rosa.
Exit: Lola.
In Santa Teresa opent Amalfitano op een dag een doos met nog niet uitgepakte boeken en treft daar het Geometrische testament van Rafael Dieste aan. Een boek waarvan hij zich niet kan herinneren het ingepakt te hebben of dat het zelfs ook maar ooit in zijn bezit is geweest. Door middel van drie wasknijpers hangt hij het boek aan de waslijn achter in zijn tuin. Tegenover zijn dochter geeft hij de volgende uitleg:
Ik bedoel, zei Amalfitano, dat ik het niet heb opgehangen omdat ik het eerst met de tuinslang heb natgesproeid en ook niet omdat ik het in het water heb laten vallen, ik heb het zomaar opgehangen, om te zien of het de elementen weerstaat, de aanvallen van deze woestijnachtige natuur. Ik hoop dat je niet gek begint te worden, zei Rosa.
p.230
Een collega van Amalfitano, de docente Silvia Pérez die hij al langer kende en die hem overgehaald heeft naar Santa Teresa te komen, zoekt herhaaldelijk toenadering maar de uitstapjes en afspraakjes zijn weinig succesvol door de afstand die Amalfitano in stand houdt. Hij lijkt zich steeds verder terug te trekken in zijn eigen binnenwereld die gaandeweg meer paranoïde trekjes begint te vertonen. De lugubere berichten over ontvoerde meisjes en vrouwen die regelmatig het nieuws halen weten dit alleen maar te versterken. Op een dag dient zich ‘de stem’ aan:
Misschien had hij hem al eerder gehoord, op straat of terwijl hij sliep, en gedacht dat die deel uitmaakte van een gesprek van anderen of dat hij een nachtmerrie had. Maar die avond hoorde hij de stem en twijfelde er geen moment aan dat die zich tot hem richtte. Eerst dacht hij dat hij gek geworden was. De stem zei: hallo, Óscar Amalfitano, schrik alsjeblieft niet, er is niets ergs aan de hand.
p.241
In de avonduren, wanneer zijn dochter is stappen met een vriendin of in bed ligt, voert Amalfitano hele gesprekken met de stem. Gesprekken die voortduren tot in de ochtend en die hem volledig uitputten zonder dat duidelijk wordt wie of wat er nu eigenlijk echt achter die stem schuilgaat. Wel is daar elke keer weer de bezwering dat hij niet gek aan het worden is. Ze voeren toch slechts een onschuldig gesprek?
Na lang nadenken verwerpt Amalfitano het idee dat hij gek aan het worden is of dat de stem van een gekwelde geest zou zijn. Hij omarmt de these dat van de telepathie en wel van de telepathische Mapuche- of Araukano-indianen. Over die laatste heeft hij een boek in zijn bibliotheek waarin hij zich meteen verdiept.
De laatste pagina’s gaan afwisselend over de studie van Amalfitano over de Araukano-indianen en verschillende ontmoetingen die hij heeft met de zoon van decaan Guerra. In het deel van de critici wordt Amalfitano ook gezien met deze zoon van de decaan, wat een van de critici doet opmerken of Amalfitano misschien een homo is. Een onderwerp dat in dit tweede deel ook verscheidene keren terugkomt.
Een scène die ik jullie hier niet wil onthouden is die van een observatie door Amalfitano tijdens een diner bij de rector van zijn universiteit:
Op een bepaald moment onder het dineetje meende Amalfitano dat de rector en zijn vrouw een nogal omfloerste blik met elkaar wisselden. In haar ogen zag hij iets dat op haat zou kunnen lijken. Het gezicht van de rector spreidde daarentegen een plotselinge angst tentoon die niet langer duurde dan de vleugelslag van een vlinder. Maar Amalfitano merkte die op en heel even (de tweede vleugelslag) stond de angst van de rector op het punt ook zijn huid aan te raken. Toen hij zich herstelde en naar de andere gasten keek, merkte hij dat niemand die minimale schaduw, als een haastig gedolven gat waaruit zich een verontrustende stank verspreidde, had opgemerkt.
p.263–264
Het zijn dit soort beschrijvingen die het proza van Roberto Bolaño zo aantrekkelijk maken ondanks de vaak vage thematiek en de hak-op-de-tak verhaallijnen. Bolaño is volgens mij in staat om een telefoonboek zodanig te herschrijven dat het boeiende literatuur wordt terwijl alle data er nog steeds in verwerkt is.
Deel twee eindigt met een droom van Amalfitano en waarin Boris Jeltsin een voorname rol heeft (en waarbij het ook zomaar kan zijn dat Amalfitano een voorname rol speelt in een droom van Jeltsin). Is het waanzin ten top? Is Amalfitano ondanks al zijn eigen tegenwerpingen wel degelijk gek geworden? Dat is de kernvraag van dit korte maar tegelijkertijd tot de rand volgepropte deel. Voorlopig moeten we het doen met de laatste constatering:
… en Amalfitano bleef alleen achter en durfde niet in het gat te kijken, waardoor er niets anders voor hem opzat dan wakker te worden.
p.273
Binnenkort (een ruim begrip zo geef ik toe) ga ik verder in op hoe ik dit tweede deel ervaren heb en hoe het naar mijn mening staat ten opzichte van het eerste deel. Neem ook eens een kijkje op The Mookse and the Gripes om te lezen wat hun bevindingen zijn.