20141107

Het deel van Amalfitano

Waar waren we ook alweer geble­ven sinds ik bij­na een maand gele­den voor het laatst mijn lees­er­va­rin­gen deel­de met betrek­king tot het boek 2666 door Robert Bola­ño? Oh ja, bij deel 2, ofte­wel Het deel van Amal­fi­ta­no. Laat ik opnieuw maar eens begin­nen met een weer­ga­ve van de verhaallijn(en). We krij­gen met­een een ver­ras­sing te verwerken:

Exit: de vier critici.

In dit twee­de (met nog geen tach­tig pagina’s tevens het kort­ste) deel, zoo­men we in op de per­soon Amal­fi­ta­no. Deze Chi­l­een­se bal­ling die we in het eer­ste deel heb­ben leren ken­nen als de gids voor de cri­ti­ci op zoek naar Archim­bol­di, leeft samen met zijn puber­doch­ter Rosa in San­ta Tere­sa nadat zijn vrouw Lola hen jaren gele­den heeft ver­la­ten. Ze woon­den toen nog in Spanje.

Dit is hoe het twee­de deel begint:

Ik weet niet wat ik in San­ta Tere­sa kom doen, zei Amal­fi­ta­no bij zich­zelf toen hij een week in de stad woon­de. Weet je dat niet? Weet je dat echt niet? vroeg hij zich af. Echt niet, zei hij bij zich­zelf, en veel­zeg­gen­der kon zijn ant­woord niet zijn.

p.197

Ver­vol­gens krij­gen we in de vijf­en­twin­tig pagina’s die hier­op vol­gen de voor­ge­schie­de­nis te lezen van deze ver­hui­zing naar San­ta Tere­sa. Het begint met het ver­trek van Lola op het moment dat hun doch­ter Rosa twee jaar jong is. Lola geeft als reden voor haar ver­trek aan dat ze haar lie­ve­lings­dich­ter wil opzoe­ken die opge­no­men is in een gek­ken­huis. Ze belooft na een paar maan­den terug te zul­len keren. Een­maal ver­trok­ken stuurt Lola regel­ma­tig lan­ge brie­ven naar Amalfitano.

In deze brie­ven ver­telt Lola over de reis die ze met een vrien­din onder­neemt naar San Sebas­tián. Daar een­maal aan­ge­ko­men krij­gen ze geen toe­stem­ming om de dich­ter te ont­moe­ten. Via een list lukt hen uit­ein­de­lijk toch om hem te zien. Dan wordt dui­de­lijk dat Lola en haar vrien­din het plan heb­ben opge­vat om de dich­ter te hel­pen met een ont­snap­ping uit het gek­ken­huis waar­na ze gedrie­ën zul­len vluch­ten naar Frank­rijk. Ze wor­den onder­bro­ken door de komst van een dok­ter die de dich­ter terug­brengt naar zijn kamer. In de vol­gen­de dagen lukt het hen niet meer om met hem in con­tact te komen.

Na een tijd­je raakt hun geld op en de vrien­din van Lola besluit naar Madrid te rei­zen om daar bij fami­lie om geld te vra­gen. Lola blijft alleen ach­ter. Niet lang daar­na wordt ze uit het pen­si­on gezet waar ze hun intrek had­den geno­men. In afwach­ting van haar vrien­din besluit Lola dicht bij het gek­ken­huis in de bui­ten­lucht de tijd door te bren­gen. Door het hek­werk vangt ze soms een glimp van de dich­ter op. De vrien­din laat zich niet meer zien en Lola begint rond te zwer­ven in de omge­ving. Een tijd­lang wordt ze min of meer onder­hou­den door een man die ver­liefd op haar raakt tot­dat ze in haar een­tje naar Frank­rijk vertrekt.

Amal­fi­ta­no hoort vijf jaar lang niets meer van Lola. Dan plots weer een brief waar­in ze aan­geeft als schoon­maak­ster te wer­ken in Parijs en een zoon­tje te heb­ben. Ver­vol­gens weer twee jaar geen teken van leven tot­dat ze in Bar­cel­o­na opduikt en op zoek gaat naar Amal­fi­ta­no. Lola blijkt onge­nees­lijk ziek te zijn en komt afscheid nemen van Amal­fi­ta­no en haar doch­ter Rosa.

Exit: Lola.

In San­ta Tere­sa opent Amal­fi­ta­no op een dag een doos met nog niet uit­ge­pak­te boe­ken en treft daar het Geo­me­tri­sche tes­ta­ment van Rafael Dies­te aan. Een boek waar­van hij zich niet kan her­in­ne­ren het inge­pakt te heb­ben of dat het zelfs ook maar ooit in zijn bezit is geweest. Door mid­del van drie was­knij­pers hangt hij het boek aan de was­lijn ach­ter in zijn tuin. Tegen­over zijn doch­ter geeft hij de vol­gen­de uitleg:

Ik bedoel, zei Amal­fi­ta­no, dat ik het niet heb opge­han­gen omdat ik het eerst met de tuin­slang heb nat­ge­sproeid en ook niet omdat ik het in het water heb laten val­len, ik heb het zomaar opge­han­gen, om te zien of het de ele­men­ten weer­staat, de aan­val­len van deze woes­tijn­ach­ti­ge natuur. Ik hoop dat je niet gek begint te wor­den, zei Rosa.

p.230

Een col­le­ga van Amal­fi­ta­no, de docen­te Sil­via Pérez die hij al lan­ger ken­de en die hem over­ge­haald heeft naar San­ta Tere­sa te komen, zoekt her­haal­de­lijk toe­na­de­ring maar de uit­stap­jes en afspraak­jes zijn wei­nig suc­ces­vol door de afstand die Amal­fi­ta­no in stand houdt. Hij lijkt zich steeds ver­der terug te trek­ken in zijn eigen bin­nen­we­reld die gaan­de­weg meer para­no­ï­de trek­jes begint te ver­to­nen. De lugu­be­re berich­ten over ont­voer­de meis­jes en vrou­wen die regel­ma­tig het nieuws halen weten dit alleen maar te ver­ster­ken. Op een dag dient zich ‘de stem’ aan:

Mis­schien had hij hem al eer­der gehoord, op straat of ter­wijl hij sliep, en gedacht dat die deel uit­maak­te van een gesprek van ande­ren of dat hij een nacht­mer­rie had. Maar die avond hoor­de hij de stem en twij­fel­de er geen moment aan dat die zich tot hem richt­te. Eerst dacht hij dat hij gek gewor­den was. De stem zei: hal­lo, Óscar Amal­fi­ta­no, schrik als­je­blieft niet, er is niets ergs aan de hand.

p.241

In de avond­uren, wan­neer zijn doch­ter is stap­pen met een vrien­din of in bed ligt, voert Amal­fi­ta­no hele gesprek­ken met de stem. Gesprek­ken die voort­du­ren tot in de och­tend en die hem vol­le­dig uit­put­ten zon­der dat dui­de­lijk wordt wie of wat er nu eigen­lijk echt ach­ter die stem schuil­gaat. Wel is daar elke keer weer de bezwe­ring dat hij niet gek aan het wor­den is. Ze voe­ren toch slechts een onschul­dig gesprek?

Na lang naden­ken ver­werpt Amal­fi­ta­no het idee dat hij gek aan het wor­den is of dat de stem van een gekwel­de geest zou zijn. Hij omarmt de the­se dat van de tele­pa­thie en wel van de tele­pa­thi­sche Mapu­che- of Arau­ka­no-indi­a­nen. Over die laat­ste heeft hij een boek in zijn bibli­o­theek waar­in hij zich met­een verdiept.

De laat­ste pagina’s gaan afwis­se­lend over de stu­die van Amal­fi­ta­no over de Arau­ka­no-indi­a­nen en ver­schil­len­de ont­moe­tin­gen die hij heeft met de zoon van decaan Guer­ra. In het deel van de cri­ti­ci wordt Amal­fi­ta­no ook gezien met deze zoon van de decaan, wat een van de cri­ti­ci doet opmer­ken of Amal­fi­ta­no mis­schien een homo is. Een onder­werp dat in dit twee­de deel ook ver­schei­de­ne keren terugkomt.

Een scè­ne die ik jul­lie hier niet wil ont­hou­den is die van een obser­va­tie door Amal­fi­ta­no tij­dens een diner bij de rec­tor van zijn universiteit:

Op een bepaald moment onder het dineetje meen­de Amal­fi­ta­no dat de rec­tor en zijn vrouw een nog­al omfloers­te blik met elkaar wis­sel­den. In haar ogen zag hij iets dat op haat zou kun­nen lij­ken. Het gezicht van de rec­tor spreid­de daar­en­te­gen een plot­se­lin­ge angst ten­toon die niet lan­ger duur­de dan de vleu­gel­slag van een vlin­der. Maar Amal­fi­ta­no merk­te die op en heel even (de twee­de vleu­gel­slag) stond de angst van de rec­tor op het punt ook zijn huid aan te raken. Toen hij zich her­stel­de en naar de ande­re gas­ten keek, merk­te hij dat nie­mand die mini­ma­le scha­duw, als een haas­tig gedol­ven gat waar­uit zich een ver­ont­rus­ten­de stank ver­spreid­de, had opgemerkt.

p.263–264

Het zijn dit soort beschrij­vin­gen die het pro­za van Rober­to Bola­ño zo aan­trek­ke­lijk maken ondanks de vaak vage the­ma­tiek en de hak-op-de-tak ver­haal­lij­nen. Bola­ño is vol­gens mij in staat om een tele­foon­boek zoda­nig te her­schrij­ven dat het boei­en­de lite­ra­tuur wordt ter­wijl alle data er nog steeds in ver­werkt is.

Deel twee ein­digt met een droom van Amal­fi­ta­no en waar­in Boris Jelt­sin een voor­na­me rol heeft (en waar­bij het ook zomaar kan zijn dat Amal­fi­ta­no een voor­na­me rol speelt in een droom van Jelt­sin). Is het waan­zin ten top? Is Amal­fi­ta­no ondanks al zijn eigen tegen­wer­pin­gen wel dege­lijk gek gewor­den? Dat is de kern­vraag van dit kor­te maar tege­lij­ker­tijd tot de rand vol­ge­prop­te deel. Voor­lo­pig moe­ten we het doen met de laat­ste constatering:

… en Amal­fi­ta­no bleef alleen ach­ter en durf­de niet in het gat te kij­ken, waar­door er niets anders voor hem opzat dan wak­ker te worden.

p.273

Bin­nen­kort (een ruim begrip zo geef ik toe) ga ik ver­der in op hoe ik dit twee­de deel erva­ren heb en hoe het naar mijn mening staat ten opzich­te van het eer­ste deel. Neem ook eens een kijk­je op The Mook­se and the Gri­pes om te lezen wat hun bevin­din­gen zijn.