De badende mens
Alsof ik niet genoeg ‘verplichte boeken’ te lezen heb, ben ik dit weekend begonnen in De scheppende mens van Daniel Boorstin. Ik denk dat de geboden vrijheid bij Een perfecte dag voor literatuur om een keertje iets van onze nog-te-lezen stapel te kiezen aanstekelijk heeft gewerkt. In plaats van te gaan lezen in het volgende boek dat voor de bloggersleesclub op de agenda staat (of studieboeken voor het werk erbij te nemen) ben ik blijven hangen in het 875 bladzijdes tellende relaas over ‘Artistieke doorbraken in de wereldgeschiedenis’. Binnenkort ga ik er misschien spijt van krijgen maar voor nu is het genieten van smeuïge historische anekdotes en Amerikaanse arrogantie:
In latere, jaloerse eeuwen in het Westen, vooral onder volkeren als de Britten, die de Romeinen met geen mogelijkheid konden evenaren waar het loodgieterswerk betrof, werden de badhuizen een symbool van de Romeinse decadentie. Ook in de Romeinse tijd zelf waren de badhuizen een doelwit van moralisten en puriteinen. […] Het was verleidelijk het grootste deel van de dag in de baden door te brengen. Keizer Commodus (161–192 n. C.), die zichzelf voor de god Hercules aanzag, nam wel acht baden per dag en stelde zijn moed tentoon in gladiatorengevechten, tot zijn tot het uiterste getergde adviseurs hem door een worstelkampioen lieten wurgen.
[p.127, De scheppende mens, Daniel Boorstin]
