We zaten allebei met een welverdiend drankje in de hand op het terras. Normaal gesproken deden we dit alleen gezamenlijk wanneer we toevallig samen op zakenreis waren. Maar nu had een van ons het initiatief genomen om gewoon eens doordeweeks met z’n tweeën na werktijd ergens iets te gaan eten. Helemaal geen slecht idee.
Het gesprek ging alle kanten uit. Over IT-projecten, hardlopen, werkdruk, hobby’s en de algemene toestand van de wereld. Je kent het wel. Van die typische mannenpraat.
Op een gegeven moment kwam het onderwerp van communicatieve vaardigheden ter sprake. Toch niet onbelangrijk in ons werk waar we geacht worden te laveren tussen eindgebruikers, management en systeembouwers in een omgeving die continu aan verandering onderhevig is. We complimenteerden elkaar met de manier waarop we ieder voor zich een effectieve manier hadden gevonden om de verschillende doelgroepen te overtuigen van de noodzaak van weer een volgend project wat op stapel stond. Waarbij we eensgezind waren in het belang van nauwgezet luisteren naar de gesprekspartner om zodoende tijdig te kunnen inspelen op eventuele verkeerde verwachtingen of misverstanden. Dat ging ons uitstekend af, zo kregen we keer op keer te horen na een zoveelste succesvol afgeronde implementatie.
Tevreden brachten we een toost uit ter meerdere eer en glorie van onszelf en leunden genoegzaam achterover in de comfortabele stoelen. Wat was de wereld toch mooi.
Totdat de onvermijdelijke constatering die al die tijd in de lucht gehangen had alsnog uitgesproken werd. Alleen thuis dan. Daar werkt dat dus niet.
We bestelden nog iets te drinken. Sterker ditmaal.