De wereld draait door

In het bos waar de jon­ge Leem­et opgroeit woont ook de zon­der­ling Mee­me. Op een dag dat hij door zijn oom is mee­ge­no­men voor het bij­wo­nen van een cre­ma­tie op het strand, zwerft Leem­et wat rond in de buurt en stuit op Mee­me die tegen een boom­stronk aan ligt. De moe­der van Leem­et had haar zoon op het hart gedrukt nooit een vlie­gen­zwam van Mee­me aan te nemen omdat hij daar meest­al op ligt te kau­wen. Dit­maal ech­ter treft Leem­et hem aan ter­wijl hij zich tegoed doet aan een fles wijn. Mee­me en Leem­et raken aan de praat maar wan­neer Leem­et weer ver­der wil gaan biedt Mee­me hem toch nog iets aan. Geen vlie­gen­zwam ech­ter en zelfs geen wijn.

Mee­me stop­te me een leren zak­je toe, waar­in iets kleins maar zwaars leek te zit­ten.
‘Wat zit daar­in?’ vroeg ik.
‘Wat erin zit? Ach, een ring.‘
Ik maak­te het zak­je open. Er zat inder­daad een ring in. Een zil­ve­ren ring met een gro­te rode steen. Ik pas­te de ring, maar hij was veel te groot voor mijn klei­ne vin­gers.
[…]
‘Dank­je­wel,’ zei ik en ik was ver­schrik­ke­lijk geluk­kig. ‘Dat is een erg mooie ring!‘
Mee­me moest lachen.
‘Graag gedaan, jochie,’ zei hij. ‘Ik weet niet of hij mooi of afgrij­se­lijk is, maar nut­tig is hij zeker. Laat hem maar mooi in dat fij­ne zak­je zitten.’

[p.12, De man die de taal van de slan­gen sprak, And­rus Kivirähk]

Leem­et is zes jaar oud en zal gedu­ren­de zijn ver­de­re leven nog vele malen het pad krui­sen van Mee­me. Vaak (met de ken­nis van ach­ter­af) op cru­ci­a­le momen­ten. Zo speelt ook even de ring (die al snel ergens in een lade was ver­dwe­nen) opnieuw een rol wan­neer Leem­et het idee krijgt dat deze ring wel eens de sleu­tel kan zijn tot het vin­den van de mythi­sche Oer­kik­ker die in vroe­ge­re tij­den altijd te hulp was gescho­ten wan­neer vij­an­di­ge strij­ders de bos­be­wo­ners dreig­den te over­val­len. Het blijkt ver­geefs. De Oer­kik­ker kan niet meer opge­roe­pen wor­den net zoals de oude tij­den steeds ver­der ach­ter ons komen te lig­gen. Als iets onont­koom­baars wan­neer we er met z’n allen geen moei­te meer voor doen om het te bewaren.

In mijn bele­ving staat Mee­me sym­bool voor het cen­tra­le the­ma van deze bij­zon­der ori­gi­ne­le en boei­en­de roman, name­lijk het onher­roe­pe­lijk ver­dwij­nen van een unie­ke cul­tuur (of bescha­ving) wan­neer deze in aan­ra­king komt met een ande­re (of meer moder­ne). In dat opzicht is Mee­me een tegen­pool van Leem­et die bij­na zijn hele leven de rea­li­teit niet wil accep­te­ren dat de bewo­ners van het bos lang­zaam maar zeker alle­maal ver­trek­ken naar nabu­ri­ge dor­pen waar ze den­ken dat het leven beter zou zijn. Leem­et blijft als een van de wei­ni­gen ach­ter in het bos en gaat in de leer bij zijn oom Voote­le die de oer­ou­de taal van de slan­gen nog spreekt.

De man die de taal van de slan­gen sprak is een groots ver­haal dat gesi­tu­eerd is in Est­land ergens ten tij­de van de vroe­ge mid­del­eeu­wen toen hor­des mon­nik­ken en rid­ders het land bevolk­ten in hun stre­ven de hei­de­nen te ker­ste­nen. Maar het ont­stijgt het niveau van een his­to­ri­sche roman die ver­slag doet van deze clash tus­sen ver­o­ve­raars en oor­spron­ke­lij­ke bewo­ners door in een (bij tijd en wij­le gru­we­lijk) sprook­jes­ach­ti­ge sfeer die­per in te gaan op de beweeg­re­de­nen van Leem­et om niet toe te geven aan de ver­lok­kin­gen die het leven in de dor­pen met zich mee­brengt. Wat de roman daar­bij zo inte­res­sant maakt is hoe And­rus Kivirä­hk in staat is om de ijze­ren logi­ca die zowel de bos­be­wo­ners die ach­ter­blij­ven han­te­ren als­ook zij die beslui­ten te ver­trek­ken (en zich over­ge­ven) uit­ein­de­lijk niet meer is dan het hard­nek­kig blij­ven gelo­ven in de eigen waar­heid waar geen ruim­te is voor de ander(e opvat­tin­gen). Con­ti­nu zijn bei­de par­tij­en bezig om het eigen gelijk te bewij­zen door alles wat voor­valt zoda­nig te inter­pre­te­ren dat het niet alleen past bin­nen het eigen wereld­beeld, maar zelfs het wereld­beeld nog omvat­ten­der maakt. In die zin is Leem­et die de oude tra­di­ties wil behou­den in wezen niet veel anders bezig dan de dorps­be­wo­ners die de ‘nieu­we tra­di­ties’ harts­toch­te­lijk omar­men als hun nieu­we wereldbeeld.

Het is een strijd die zich niet alleen tus­sen de twee par­tij­en afspeelt maar ook bin­nen een ogen­schijn­lijk hech­te gemeen­schap laat Kivirä­hk tel­kens scheu­ren ont­staan door­dat ver­schil­len­de indi­vi­du­en op hun beurt de eigen tra­di­tie ver­schil­lend invul­len. Een tref­fend voor­beeld en met voor het ver­haal dra­ma­ti­sche gevol­gen is hoe de dru­ï­de Ülgas zijn eigen ver­sie van de geschie­de­nis mee­draagt, waar elfen en fee­ën een alles­be­pa­len­de rol spe­len en som­mi­ge delen van het bos hei­lig zijn. Is hij een oppor­tu­nist die op die manier zijn posi­tie pro­beert te ver­ster­ken? Zijn zijn denk­beel­den het gevolg van toe­ne­men­de waan­zin? Of is hij de laat­ste in een stam­boom van dru­ï­des die terug­gaat tot voor onze jaar­tel­ling met gehei­me ken­nis die alleen voor­be­hou­den is aan een selec­te groep uit­ver­ko­re­nen? En in hoe­ver­re is Leem­et ‘beter’ dan de rest omdat hij de taal van de slan­gen spreekt? Zijn oude tra­di­ties per defi­ni­tie beter dan ‘moder­ne gekkigheden’?

Zomaar wat vra­gen die door je hoofd gaan spe­len tij­dens het lezen over de lot­ge­val­len van Leem­et. Ik heb het boek nu enke­le dagen uit en ik weet uit erva­ring dat dit een van die unie­ke ver­ha­len is die je altijd bij zul­len blij­ven. Te vaak lees ik iets en hoe ik mijn best ook doe om mijn aan­dacht er bij te hou­den moet ik later tot mijn schaam­te beken­nen dat ik slecht met moei­te weet na te ver­tel­len waar het over ging. Dat gaat bij dit boek niet gebeu­ren. And­rus Kivirä­hk heeft een onge­loof­lij­ke pres­ta­tie gele­verd door enke­le com­plexe onder­wer­pen uiterst lees­baar in een mee­sle­pend ver­haal te gie­ten wat tot de laat­ste blad­zij­de toe span­nend blijft. Zal Leem­et de sleu­tel vin­den om de Oer­kik­ker te laten ont­wa­ken zodat de oude tij­den als­nog her­le­ven? Maar wat zal het uitmaken?

De wereld ver­an­dert: het ene zakt weg in ver­ge­tel­heid, het ande­re komt boven­drij­ven. De tijd van de taal van de slan­gen is voor­bij; op een dag zal ook de nieu­we wereld zijn goden en ijze­ren man­nen ver­ge­ten en iets nieuws vinden.

[p.383, De man die de taal van de slan­gen sprak, And­rus Kivirähk]

Op het ein­de ont­moet Leem­et opnieuw Mee­me. Deze is inmid­dels bij­na opge­gaan in zijn omge­ving. Alle keren dat Leem­et hem is tegen­ge­ko­men heeft hij Mee­me nog nooit zien lopen. Altijd lag Mee­me ergens met z’n onaf­schei­de­lij­ke wijn­fles. En elke keer was hij ver­der ver­gaan. Als­of hij zich let­ter­lijk en figuur­lijk had neer­ge­legd bij het feit dat tegen­strib­be­len geen zin heeft zo groei­en mos en schim­mels lang­zaam over en door hem heen tot­dat hij ver­dwijnt in de zom­pi­ge bodem van het bos. Voor­dat hij ech­ter defi­ni­tief ver­dwijnt geeft Mee­me als­nog de ont­bre­ken­de infor­ma­tie aan Leem­et over de sleu­tel tot het vin­den van de Oerkikker.

Het heeft alles te maken met de ring, maar toch ook weer niet.

‘Mee­me doet nooit iets zomaar. Als hij die ring aan jou geeft, dan heeft dat een reden. Wel­is­waar begrijp ik nu nog niet wat zijn plan is, maar dat zegt niets. Het wordt alle­maal vast wel dui­de­lijk. Nu gaan we eerst naar huis.’

[p.13, De man die de taal van de slan­gen sprak, And­rus Kivirähk]

Het heeft hoe dan ook alles te maken met wat je ziet en wat je wil zien. En waar je in wil gelo­ven. Nog­maals, een ver­haal waar­over je blijft naden­ken. En waar veel meer over te ver­tel­len valt dan wat ik hier­bo­ven heb uit­ge­licht als een van de aspec­ten waar ik het over wil­de hebben.

In De man die de taal van slan­gen sprak weet And­rus Kivirä­hk de onge­schre­ven gren­zen van de geves­tig­de gen­res te ver­bui­gen en een geheel eigen invul­ling te geven. Kivirä­hk beschrijft met een gezon­de dosis zwar­te humor een ver­zon­nen ver­le­den, dat sym­bool staat voor onze hui­di­ge samen­le­ving. Het ver­haal vormt een maat­schap­pij­kri­ti­sche alle­go­rie over het ver­val­len van tra­di­tie en iden­ti­teit, het ver­va­gen van de eeu­wen en het ver­dwij­nen van werel­den. Het boek was een best­sel­ler in Frank­rijk. Het werd door Le Mon­de uit­ge­roe­pen tot bes­te sum­mer read van het jaar.

De man die de taal van de slan­gen sprak
And­rus Kivirä­hk
Uit­ge­ve­rij Pro­me­theus
ISBN 9789044626308

De blogtour is gestart op 18 mei en loopt door tot en met 12 juni:

19 mei: Wee­moed om een ver­dwij­nen­de wereld – Bibli­o­the­ca­ris in blog
21 mei: De man die de taal van de slan­gen sprak – Boe­ken­vlin­der
25 mei: De man die de taal van de slan­gen sprak – Jan­ne­ke / Cur­le­dup­book
27 mei: De man die de taal van de slan­gen sprak — De wereld van Hen­drik-Jan
29 mei: De wereld draait door — PETEPEL vrije­tijds­blog­ger
1 juni: De man die de taal van de slan­gen sprak — Ver­beel­ding 
3 juni: Blogtour: De man die de taal van slan­gen sprak — Het kraai­en van De Haan
5 juni: Lees­reis om de wereld: Est­land — Lala­gè leest
8 juni: De man die de taal van de slan­gen sprak — Lees­club van de let­ter­vre­ters
10 juni: And­rus Kivirä­hk — De man die de taal van de slan­gen sprak — Boe­kenz: a blog by Sue
12 juni: Recen­sie: De man die de taal van de slan­gen sprak — Laura’s book journal

Meer info over deze blogtour is te vin­den op de site van WPG Uit­ge­vers België.


Reacties

  1. jacob jan

    Mooi! Thee world had moved on, zou Step­hen King zeg­gen. Benieuwd naar dit boek.

    1. Peter Pellenaars

      Ik ben heel benieuwd hoe jij het boek gaat ervaren.

  2. Anna

    Nor­maal gezien is dit soort boe­ken, op de rand van fan­ta­sy, niet echt mijn ding. Ik zie zoiets veel lie­ver op het beeld­scherm. Dit boek is de gro­te uit­zon­de­ring 🙂 Nog­maals hart­stik­ke bedankt dat ik het mocht meelezen…

    1. Peter Pellenaars

      Graag gedaan, en ik ben benieuwd wat jij er van gaat vinden.