Zen Habits — Leo Babauta [23]

Grensverleggend bezig zijn

Ze had­den gezegd dat we bij de eerst­ko­men­de bocht onze spul­len moch­ten afleg­gen voor een rust­pau­ze. Dat was een uur gele­den. Ik deed een stap zij­waarts en keek langs de groep ver­der naar voren. Wat ik zag was een kaars­recht kanaal dat tot zo ver ik kon zien niet de min­ste inten­tie had naar links of rechts af te bui­gen. Moe­de­loos voeg­de ik me weer in de voortsjok­ken­de rij dienst­plich­ti­ge militairen.

Het was eind 1983 en ik was bezig aan mijn eer­ste gro­te oefe­ning sinds ik enke­le maan­den eer­der ‘onder de wape­nen’ was gegaan. We waren dezelf­de zon­dag­avond dat we terug­kwa­men van week­end­ver­lof ’s nachts wak­ker gemaakt voor appèl. Met vol­le bepak­king zaten we niet veel later in leger­trucks die ons naar een onbe­ken­de bestem­ming brach­ten. Daar aan­ge­ko­men kre­gen we opdracht onze tent­jes op te zet­ten om nog wat slaap te nemen voor­dat het alle­maal zou beginnen.

Net lagen we in onze slaap­zak toen het alarm klonk. De ‘vij­and’ was in de buurt en we moesten met­een opbre­ken en over­haast te voet ver­plaat­sen naar een nieu­we loca­tie. Dit werd het stra­mien voor de komen­de dagen. Con­ti­nu in bewe­ging zon­der te weten hoe­lang ons rust gegund was wan­neer we weer een vol­gen­de opdracht had­den uitgevoerd.

Nu was het don­der­dag en ik kon niet meer.

We had­den hier vol­op voor getraind maar dat was bij­na altijd over­dag geweest. Slechts bij hoge uit­zon­de­ring waren we ’s nachts op pad gestuurd.  En hoe­wel die trai­nin­gen af en toe zeer pit­tig waren en er ook regel­ma­tig iemand uit­viel wist je dat je nor­maal gespro­ken ’s avonds weer in je leger­bed­je kon krui­pen. Na een goe­de maal­tijd in de kantine.

Dat was alle­maal radi­caal anders deze week. Al enke­le maal­tij­den had­den we gemist omdat we te laat bij een bepaald punt waren of tij­dig op het ver­keer­de. Gesla­pen had­den we slechts spo­ra­disch en altijd veel te kort. Dan weer moesten we plots­klaps op de vlucht en een ande­re keer ging slaap­tijd ver­lo­ren door ver­plicht cor­vee of wachtlopen.

Had ik het al gehad over de regen?

Het regen­de de god­gan­se week van ’s och­tends vroeg tot ’s avonds laat. Iede­re dag. Onop­hou­de­lijk. Alles en ieder­een was com­pleet door­weekt. Zocht je in het begin nog naar een droog plek­je wan­neer je wat minu­ten slaap kon pak­ken, na enke­le dagen viel je gewoon neer waar je stond. Het maak­te niet meer uit.

Nu was het don­der­dag en ik kon niet meer.

Van het wiel­ren­nen ken­de ik het slap­pe gevoel in mijn benen. Het was een kwes­tie van tijd voor­dat ik in elkaar zou zak­ken en nog altijd waren we niet bij die ver­dom­de bocht. Of was daar dan toch? Hoop­vol deed ik weer een stap opzij om alleen maar te con­sta­te­ren dat ik me ver­gist had.

Wan­ke­lend liep ik ver­der. Nie­mand om me heen zei iets. Al een hele tijd niet meer. Alle­maal zaten we er door­heen. Ik vroeg me af of we nog wel com­pleet waren.

Niet veel ver­der was er dan ein­de­lijk die bocht. Heel zwak­jes maar onmis­ken­baar boog het kanaal naar rechts. Mijn hart sprong op. Ik had het gered. Nog even­tjes en we zou­den mogen halt­hou­den. Mis­schien wel ons kamp opslaan voor de rest van de dag. Er stroom­de nieu­we ener­gie door mijn lijf. Ook trots. Dat ik het vol­ge­hou­den had. We moesten wel­is­waar nog een dag maar met wat rust moest ik dat red­den. Eerst die wel­ver­dien­de pau­ze. Met mis­schien wel iets te eten.

Maar we lie­pen verder.

Even dacht ik nog dat het een laat­ste plaag­stoot­je was. Iets wat ze op de kazer­ne ook regel­ma­tig flik­ten. Dan had­den we een mars gelo­pen en met het zicht op ons gebouw lie­pen we er dan straal aan voor­bij om nog eens enke­le kilo­me­ters te mar­che­ren. Daar wer­den we hard van, zo was de gedachte.

Ruim een uur later kre­gen we te horen dat we kon­den stop­pen. Niet veel later arri­veer­den de leger­trucks die ons een dag eer­der dan gepland terug­brach­ten naar de kazer­ne van­we­ge het aan­hou­dend slech­te weer. Onder­weg kre­gen we wat te eten ter­wijl we ons­zelf feli­ci­teer­den dat we het gehaald had­den. Iemand zei dat er hele­maal geen bocht in dat kanaal had geze­ten. Het was gewoon weer een zoveel­ste mind­fuck geweest. Wij­se­lijk hield ik mijn mond.

Net voor­dat we in Amers­foort waren sloe­gen de leger­trucks plots af rich­ting Leus­der­hei­de. We wer­den geblin­doekt en de veters wer­den uit onze schoe­nen gehaald. Ver­vol­gens wer­den we één voor één in het bos gedumpt.

De oefe­ning was nog niet afgelopen.

If you run, you can keep run­ning even when things get uncom­for­ta­ble and hard. Same thing with any phy­si­cal acti­vi­ty — there’s a dif­fe­ren­ce bet­ween actu­al pain, which is a warning sign that something’s wrong, and phy­si­cal dis­com­fort, which is just a sign that you’­re not used to doing the acti­vi­ty this hard.

[p.89, Zen Habits, Leo Babauta]

Vaak wan­neer ik met een fysie­ke inspan­ning bezig ben die me tegen­valt, moet ik aan boven­staan­de erva­ring den­ken. Het is een soort van ijk­punt gewor­den. Ik had niet van mezelf ver­wacht dat ik het er goed van zou afbren­gen. Zeker niet toen ik daar geblin­doekt een­zaam en alleen in dat bos stond. Toch is het me gelukt de weg naar de kazer­ne te vin­den zon­der gepakt te wor­den door de ‘oefen­vij­and’ die zich ook in het bos ophield. Dit was het zwaar­ste wat ik tot dan toe ooit had meegemaakt.

Het voor­naams­te wat ik ervan geleerd heb is dat je tot veel meer in staat bent dan je voor­af zelf inschat. Je bent eigen­lijk con­ti­nu bezig om je gren­zen te ver­leg­gen. De vol­doe­ning ach­ter­af maakt al het onge­mak dat je op het moment zelf onder­vindt in een keer goed. Het onge­mak moet je niet ver­hin­de­ren om jezelf te ver­be­te­ren. Onge­mak hoort bij het bui­ten je com­fort­zo­ne begeven.

Daar­om is het de bedoe­ling om van­daag iets meer tijd dan nor­maal in je acti­vi­teit te ste­ken zodat je aldus even uit je com­fort­zo­ne komt.

En ver­der zit onze twee­de week er alweer op zodat we kun­nen nagaan in hoe­ver­re we ons aan het plan heb­ben gehou­den en hoe het plan even­tu­eel aan­ge­past dient te wor­den op basis van de erva­rin­gen van de afge­lo­pen week.


Reacties

  1. Anna

    Een mens ver­schiet soms van dat­ge­ne waar­toe hij in staat is. Som­mi­ge men­sen zeg­gen wel­eens al een ander in een bepaal­de situ­a­tie zit: ik zou dat niet aan­kun­nen… Maar jawel, denk ik dan, dat kun je wel. Ieder­een kan dat. Zeker als het leven/of mens je totaal onver­wachts in een bepaal­de situ­a­tie dropt en je eigen­lijk niet echt een keu­ze hebt. Je moet wel voor­uit, wil­len of niet, wil je er ooit uit geraken.
    Dus eigen­lijk zou het vol­hou­den van een nieu­we gewoon­te ‘pea­nuts’ moe­ten zijn. Maar ’t ver­schil is dat je hier­in wel een keu­ze hebt, en net dat maakt het soms moei­lij­ker om vol te hou­den 🙂 Fij­ne zondag!

    1. Peter Pellenaars

      Een mooie obser­va­tie: het heb­ben van een keu­ze maakt door­zet­ten moeilijker.
      Ik denk dat je daar wel een punt hebt. Wan­neer de omstan­dig­he­den zoda­nig zijn dat je wel moet door­gaan, dan zul je zien dat je tot meer in staat bent dan wan­neer er een ‘mak­ke­lij­ke uit­weg’ is.