The hereness and nowness of things
[Zen: p.13–17]
Ooit heb ik gelezen om een verhaal (of blogpost) niet met het woordje ‘Ik’ te laten beginnen. Ik weet niet wie het had geschreven maar blijkbaar vond ik het een autoriteit want het is één van de weinige schrijfregels die ik toepas. Het valt me daarom des te meer op wanneer ik zie dat niet iedereen zich aan deze regel weet te houden. Zo ook Pirsig:
I can see by my watch, without taking my hand from the left grip of the cycle, that it is eight-thirty in the morning. The wind, even at sixty miles an hour, is warm and humid. When it’s this hot and muggy at eight-thirty, I’m wondering what it’s going to be like in the afternoon.
[p. 13]
Niet dat ik daarom moeite heb met deze alinea. Zen is een van de weinige boeken die me elke keer opnieuw meteen vanaf het begin weet te boeien.
Op de eerste bladzijdes maken we kennis met de ik-persoon die per motor (en met zijn zoon achterop) een tocht maakt die voornamelijk over secundaire wegen gaat. Snelwegen worden zoveel mogelijk vermeden omdat die een afspiegeling vormen van het jachtige leven wat hij juist probeert te ontvluchten. Hij voelt zich veel meer thuis bij hoe de mensen buiten de stad leven:
The whole pace of life and personality of the people who live along them are different. They’re not going anywhere. They’re not too busy to be courteous. The hereness and nowness of things is something they know all about. It’s the others, the ones who moved to the cities years ago and their lost offspring, who have all but forgotten.
[p.15]
Het is natuurlijk een overgeromantiseerd beeld van het leven in een dorp of op het platteland, maar ik moet bekennen dat het mij toen al en nu nog steeds aanspreekt. Dat ik nooit een fan ben geweest van de ‘grote stad’ zal hierin wel een belangrijke rol spelen. Ik mag er graag vertoeven om te kunnen genieten van kunst en cultuur, maar ik hou het er nooit lang vol. Al snel zoek ik de rust van een binnenplaats op. Geen herrie aan mijn hoofd. Geen drukte om me heen. Even weg van alles. Zodat ik alles wat ik zie en hoor een plaats kan geven. De aandacht die het verdient. Dat is wat mij het beste bevalt. En wat ik bij Pirsig in die eerste bladzijdes herken.