Wat we zien als we lezen — Peter Mendelsund

Wat we (denken te) zien (en te horen, en te voelen, en te ruiken, en te denken) als we lezen

‘Waar denk je aan?’ is een vraag die me regel­ma­tig gesteld wordt als ik weer eens voor me uit zit te sta­ren. Ik moet het ant­woord dan meest­al schul­dig blij­ven want het is eer­der dat ik bewe­gen­de beel­den voor me zie dan dat ik aan iets spe­ci­fieks denk. Voor mijn gees­tes­oog spe­len zich hele scene’s af waar­bij het mij niet gege­ven is, net als in het ech­te leven, er eni­ge rich­ting aan te geven. Ik zie din­gen gebeu­ren in plaats van dat ik din­gen (be)denk. Of valt dit ook onder den­ken? En wat is dat eigen­lijk, denken?

Het gek­ke is dat ik bij het lezen van een boek juist het tegen­over­ge­stel­de heb. Ik lees woor­den, regels en ali­ne­as, waar­door gaan­de­weg de con­tou­ren van het ver­haal mij steeds dui­de­lij­ker begin­nen te wor­den. Per­so­na­ges begin­nen zich te onder­schei­den van elkaar, krij­gen ieder voor zich iets unieks door de spe­ci­fie­ke ken­mer­ken die de schrij­ver als een soort van krui­mel­spoor op de blad­zij­des achterlaat.

Maar nooit zie ik die per­so­na­ges voor me.

Het blij­ven abstrac­ties die alleen soms in een flits even her­ken­baar opdoe­men omdat een bepaal­de omschrij­ving mij onbe­wust een bepaald beeld in her­in­ne­ring brengt. Zodra ik me dat ech­ter rea­li­seer is het met­een weer weg. Net zoals de his­to­ri­sche sen­sa­tie door de his­to­ri­cus Johan Hui­zin­ga ooit zo tref­fend omschre­ven. Of als de droom die bij het ont­wa­ken net zo snel ver­dwijnt als dat je hem pro­beert vast te houden.

In het boek Wat we zien als we lezen pro­beert Peter Men­dels­und antwoord(en) te vin­den op deze intri­ge­ren­de vraag. Het hoofd­stuk Abstract­he­den sprak mij voor­al aan:

Visu­a­li­se­ren we über­haupt iets als we lezen? We moe­ten natuur­lijk wel íéts visu­a­li­se­ren… Lezen is lang niet altijd alleen maar abstract, een wis­sel­wer­king tus­sen the­o­re­ti­sche ideeën.

[p.246]

Ik vroeg me af waar­om Men­dels­und aan­geeft dat het onont­koom­baar is dat we iets moe­ten visu­a­li­se­ren. Zoals aan­ge­ge­ven ervaar ik dat niet als zoda­nig wan­neer ik lees. Natuur­lijk komen er beel­den voor­bij, maar het zijn bij mij eer­der flar­den (van her­in­ne­rin­gen aan din­gen die ik ooit heb gezien, opge­roe­pen door een woord of beschrij­ving in de tekst) die met­een weer ver­dwij­nen. Waar Men­dels­und het voor­beeld aan­haalt van hoe wij alle­maal ver­schil­len­de beel­den van Anna Kare­ni­na met ons mee­dra­gen, her­ken ik dat niet. Ik heb bij mijn weten nog nooit bewust of onbe­wust een poging gedaan om een voor­stel­ling te maken van hoe zij er pre­cies uitziet.

Voor mij is Anne Kare­ni­na niet meer dan een idee, een indruk. Zij krijgt vorm door de beschrij­vin­gen van de schrij­ver die uit­een­zet hoe zij han­delt, hoe zij praat, hoe zij er uit­ziet. Zon­der dat ik haar daad­wer­ke­lijk zie han­de­len, hoor pra­ten, of voor me zie. Het wordt nooit een vrouw die ik voor mij zie staan. Anne Kare­ni­na is in mijn lees­er­va­ring een label op een doos die zich al naar gelang het boek vor­dert steeds meer vult met ken­mer­ken van een jon­ge vrouw onge­luk­kig in een huwe­lijk met een veel oude­re man.

Mijn exem­plaar van het boek Anne Kare­ni­na is een Rain­bow poc­ket uit de reeks De Rus­si­sche Bibli­o­theek met op de voor­kant een foto door Edward Stei­chen van Mrs Con­de-Nast. Ik neem aan dat de sug­ges­tie is dat Anne Kare­ni­na er mis­schien wel zo uit kun­nen zien. Zodra ik ech­ter in het boek begin te lezen ver­dwijnt dat beeld meteen.

Als we tij­dens het lezen geen beel­den in ons hoofd heb­ben, dan is de inter­ac­tie van idee­ën — het ver­men­gen van abstrac­te ver­hou­din­gen — de kata­ly­sa­tor van het gevoel in ons lezers.

[p.245]

Men­dels­und haalt ver­vol­gens het voor­beeld aan van muziek waar wel­is­waar tij­dens het luis­te­ren ons vanal­les kun­nen inbeel­den ‘maar er is niets in de muziek wat die spe­ci­fie­ke beel­den ver­eist’, om af te slui­ten met:

Ik vind het zon­der die spe­ci­fie­ke beel­den vele malen beter.

[p.245]

Dat kan ik alleen maar bea­men. Zodra ik een poging doe om wat ik gele­zen heb voor me te zien wordt het min­der. De ensce­ne­ring in mijn hoofd ver­eist dat ik aller­lei zaken moet invul­len die in de tekst niet nader omschre­ven zijn. Hier­door ga ik onver­mij­de­lijk afwij­ken van wat de schrij­ver voor ogen had, ofwel er zoveel bij­ha­len dat de essen­tie van het ver­haal (of han­de­ling) ver­lo­ren dreigt te gaan. Een gege­ven wat er vol­gens mij ook oor­zaak van is dat zoveel boek­ver­fil­min­gen geen recht doen aan de geschre­ven tekst (en hoe de lezer het erva­ren heeft).

Ik prijs me daar­om geluk­kig dat mijn lees­er­va­ring zich beperkt tot dat­ge­ne wat zich op het papier voor me afspeelt. Maar waar­om dat zo is en in hoe­ver­re het echt klopt (want net als jij zie ik nu ook (heel even­tjes, maar toch) een

ZEEPAARDJE 

voor me) zijn dit boei­en­de onder­wer­pen waar ik graag over lees en waar Peter Men­dels­und een heel aan­ste­ke­lijk en mooi vorm­ge­ge­ven boek over heeft geschre­ven1. Wel­is­waar wor­den er meer vra­gen opge­wor­pen dan ant­woor­den gege­ven maar dat mag de leespret niet druk­ken. De vrij­blij­ven­de ver­tel­struc­tuur in com­bi­na­tie met de illu­stra­ties die een wezen­lij­ke aan­vul­ling op de tekst vor­men zet­te mij regel­ma­tig aan het den­ken over wat er zich bij mij nu pre­cies alle­maal afspeelt in mijn hoofd wan­neer ik aan het lezen ben. En hoe­wel je het boek (ondanks de meer dan 400 blad­zij­des) in een rede­lijk kor­te tijd uit kunt lezen ben je geneigd dat niet te doen. Het boek ver­dient met aan­dacht gele­zen en beke­ken te worden.

Heeft Tol­stoj Anna Kare­ni­na echt beschre­ven? Heeft Mel­vil­le ons ooit pre­cies laten weten hoe Isma­ël eruit­zag? Of Faul­kner zijn per­so­na­ge Ben­jy Comp­son? De ver­za­me­ling van ver­splin­ter­de beel­den in een boek — hier een sier­lijk oor, daar een los­ge­raak­te krul, een zwie­rig opge­zet­te hoed — en ande­re hints en aan­wij­zin­gen hel­pen ons lezers om een beeld van een per­so­na­ge of van de set­ting te krij­gen, zon­der dat de schrij­ver het expli­ciet beschrijft. Ster­ker nog: dit is pre­cies wat lezen zo leuk maakt.
Aan de hand van tal­lo­ze voor­beel­den uit de wereld­li­te­ra­tuur laat dit schit­te­ren­de en rijk geïl­lu­streer­de boek zien hoe dit unie­ke visu­e­le pro­ces van de lezer werkt.

Wat we zien als we lezen
Peter Men­dels­und
Uit­ge­ver Atlas Con­tact
ISBN 9789025445676


  1. Visu­a­li­se­ren lijkt wils­kracht te ver­ei­sen… al lijkt het soms mis­schien ook als­of bepaal­de beel­den onge­vraagd tevoor­schijn komen. [p.20]