‘Wat een rotstreek!’
‘Huh? Waar heb je het over?’
‘Ach, doe toch niet zo onnozel. Alsof je niet weet waar ik het over heb.’
‘Echt. Ik zweer het je. Waar heb je het over?’
Over je laatste blogpost. Zo misselijk.’
‘Welke laatste blogpost? Deze?’
‘Nee joh, doe niet zo bijdehand. Die waarin we ruzie hebben.’
‘Oh ja. Wat is daarmee?’
‘Nou, ik vind het gewoon niet tof dat je dat online hebt gezet.’
‘Maar er staat toch onder dat het fictief is.’
‘Alsof iemand dat leest.’
‘En ik heb onze namen niet gebruikt.’
‘Dat wil toch niets zeggen. Iedereen weet dat het over ons gaat omdat jij het geschreven hebt.’
‘Alsof wij twee buitenaardse wezens in een ruimteschip zijn.’
Dat doet er niet toe! Hoe meer je eromheen verzint, hoe eerder de mensen doorhebben dat het over ons gaat.’
‘Wat een onzin. Volgens jouw logica kan ik dan net zo goed helemaal stoppen met schrijven.’
‘Precies.’
Wat nou, precies.’
‘Gewoon. Precies. Dat je maar beter kunt stoppen met schrijven.’
‘Hoezo dat dan nu weer?’
‘Omdat ik het niet leuk vindt dat ons hele hebben en houden op straat komt te liggen.’
‘Alsof ik altijd over ons schrijf.’
‘Het gaat niet om wat jij schrijft. Het gaat om wat de mensen herkennen in wat je schrijft.’
‘Ik schrijf godverdomme sciencefiction verhaaltjes!’
‘Daar gaat het niet om. Je schrijft over relaties.’
‘Tussen aliens!’
‘Relaties zijn relaties. Dat moet jij toch weten.’
‘En trouwens, we kennen elkaar net een week.’
‘Dat weten je lezers toch niet.’
‘Jezus, ik weet gewoon niet wat ik hier nog op moet zeggen.’
‘Misschien kun je toegeven dat ik ergens gelijk heb. En dat je spijt hebt omdat je me neergezet hebt als een verwende bitch die haar zin niet krijgt.’
‘Is dat hoe je jezelf herkent in die blogpost?’
‘Ja. Daar hoef je geen literatuur voor gestudeerd te hebben.’
‘Weet je wat? Je hebt helemaal gelijk.’
‘Zie je wel!’
‘Fijn voor je. En rot nu maar op.’
‘Klootzak!’
‘Teringwijf!’