Als de winter voorbij is — Thomas Verbogt

De waarheid of de werkelijkheid? Maakt het uit?

Soms kom ik haar nog wel eens tegen. De vrouw van mijn dro­men. De vrouw ìn mijn dro­men. Ze is in geen enkel opzicht anders dan toen ik haar voor de eer­ste, en eni­ge keer zag zoals ik haar nog nooit had gezien. Lang gele­den. Zo lang gele­den dat ik me elke keer wan­neer ik haar weer zie rea­li­seer hoe­veel tijd we samen had­den kun­nen doorbrengen.

Ik kan niet anders dan naar haar kij­ken. Net als toen. Uit het niets was ze naar me toe geko­men. Ze vond me leuk. Vroeg of ik de vol­gen­de dag met haar wil­de afspre­ken om samen naar een feest te gaan. En liep toen weer terug naar een groep­je vrien­din­nen waar ze zich voor heel even uit had los­ge­maakt. De rest van de avond maak­te ze regel­ma­tig oog­con­tact met me maar elkaar spre­ken deden we niet meer.

De vol­gen­de dag liep alles anders dan gepland en rond het afge­spro­ken tijd­stip bevond ik me in half­dron­ken toe­stand op een ander feest. In een ander dorp. Met een ander meisje.

Ik was haar niet ver­ge­ten. Maar pro­beer­de het wel. Zeker toen ik dagen later via via hoor­de hoe lang ze op me had staan wach­ten. In de over­tui­ging dat ik als­nog zou komen. Nog weer later werd me ver­teld hoe ver­drie­tig ze was dat ik hele­maal niets meer van me had laten horen. Het had een ver­lam­mend effect op mij. Ik durf­de haar niet meer onder ogen te komen. Tegen mijn vrien­den deed ik er luch­tig over. Hoe kon een meis­je zo over­stuur zijn ter­wijl we slechts enke­le woor­den met elkaar gewis­seld had­den? Elkaar niet eens aan­ge­raakt hadden.

Hoog­uit had­den we elkaar een paar keer aan­ge­ke­ken die avond.

Wat had dat nu te bete­ke­nen? Zei ik stoer tegen mijn vrien­den. En ging over tot de orde van de dag.

Onder­tus­sen ver­vloek­te ik mezelf om mijn lafheid.

Ze had blau­we ogen. Opval­lend groot. Als ze naar me keek deed ze dat aan­dach­tig. Niet stie­kem. Ik voel­de haar blik op mij gericht nog voor­al­eer ik haar zelf aan­keek. Dat kor­te moment waar­in ze naar me toe was geko­men had ik maar de helft van wat ze zei opge­sla­gen. In mijn hele leven was ik niet eer­der zo in iemands ogen ver­lo­ren geraakt. Het leek als­of ze een ope­ning waren naar een ande­re wereld. Een bete­re wereld. Een­tje waar­in we geluk­kig kon­den zijn. Maar ik voel­de ook de ver­ant­woor­de­lijk­heid die dat met zich mee­bracht. En daar­door werd die wereld te groot voor mij. Het over­wel­dig­de me en ik werd bang. Niet voor haar. Eer­der dat ik haar niet kon geven waar ze naar op zoek was.

Daar­om pro­beer­de ik haar te ver­ge­ten. Omdat ik haar in de steek had gelaten.

De hoofd­per­soon in de roman Als de win­ter voor­bij is van Tho­mas Ver­bogt beschrijft hoe hij op een gege­ven moment in zijn leven is gaan dro­men over een vrouw, genaamd Lin Mitchell:

Zij is er alleen, ik ben nooit bij haar. Nie­mand is bij haar. Dát is de droom: dat nie­mand bij haar is.

[p.57]

Her­ken­baar. Dacht ik. En voel­de hoe mijn maag verkrampte.

Pijn­lijk her­ken­baar. Zoals heel veel meer in dit prach­ti­ge boek mij aan­spreekt. Niet dat mij soort­ge­lij­ke nood­lot­ti­ge toe­va­lig­he­den met ver­strek­ken­de gevol­gen zijn over­ko­men. Dat zeker niet. Nee, de her­ken­baar­heid zit ‘m in het onver­mo­gen van de hoofd­per­soon om op een nor­ma­le manier met ande­re men­sen om te gaan. Hoe hij bij­voor­beeld tij­dens een gesprek plots niet meer weet wat te zeg­gen. Een onze­ker­heid die altijd slui­me­rend aan­we­zig is en hem aan alles doet twijfelen:

Ik weet dan niet hoe ik bij men­sen moet horen. Daar wil ik niet te lang over naden­ken, want dan is het net als­of het leven om me heen weg­valt, als­of er nooit een ver­band was tus­sen dat leven en mij, als­of het ver­trou­wen dat ik daar­in moet heb­ben, lach­wek­kend abstract is.

[p.44]

Ik heb geleerd mij­zelf te con­for­me­ren aan het leven van alle­dag. Ik heb een gezin, een baan en hob­by­’s. Ik leid een over­we­gend geluk­kig bestaan.

Maar af en toe weet ik het even niet meer. Hoe het moet. Leven. Op zul­ke momen­ten ben ik het liefst alleen. Soms komt zij dan in mijn gedach­ten. In het bes­te geval als sym­bool voor een gemis­te kans, meest­al ech­ter ver­vult de aan­blik van haar ogen waar alle hoop ver­dwe­nen is mij met schuld en schaamte.

Een tijd­lang ben ik er van­uit gegaan dat zij nooit bestaan heeft. Dat ik haar heb ver­zon­nen. Dat maakt het mak­ke­lij­ker. Maar ik heb haar niet ver­zon­nen. Dus houd ik mij­zelf voor dat zij nu een vol­was­sen vrouw is met een gezin, baan en hob­by­’s. En geluk­kig met haar leven.

Ik heb geen enke­le reden om aan te nemen dat ik een gat in haar hart heb geslagen.

Maar in mijn droom is nie­mand bij haar.

Wer­ke­lijk­heid of waar­heid? Dat is de vraag die regel­ma­tig terug­komt in Als de win­ter voor­bij is. Ik weet niet goed wat het ver­schil is. En of het uit­maakt. De wer­ke­lijk­heid is hard. De har­de waar­heid is dat ik moei­te heb met de wer­ke­lijk­heid. Het is fijn te lezen dat ik daar­in niet de eni­ge ben. De poë­ti­sche taal van Tho­mas Ver­bogt brengt me troost en geeft kleur aan de kil­le rea­li­teit. Het ver­haal van Tho­mas is niet het mij­ne. Maar zijn ver­haal maakt wel dat ik het mij­ne weer wat beter leer begrij­pen. Wat meer kan accep­te­ren dat het is zoals het is.

Goeie lite­ra­tuur is voor mij wan­neer een ver­haal niet met­een alles prijs­geeft. Wan­neer zin­nen zowel mooi zijn van­we­ge hun uiter­lij­ke schoon­heid als­me­de hun inner­lij­ke zeg­gings­kracht. Dat een ali­nea lijkt uit te dij­en omdat er veel meer ver­teld wordt dan wat er met het blo­te oog te zien valt.

Waar­door je als het ware met de rem erop de tekst moet lezen. Zodat het ver­haal de kans krijgt zich te ont­vou­wen en alle ver­bor­gen pracht gelei­de­lijk aan tevoor­schijnt komt. Tho­mas Ver­bogt heeft met Als de win­ter voor­bij is wat mij betreft een lite­rair hoog­stand­je geleverd.

Het kun­nen maar een paar secon­den zijn die je leven uit­ein­de­lijk bepa­len. Iemand aan­kij­ken of juist niet. Ineens gekust wor­den op een zomer­se dag. Meer hoeft het niet te zijn. Zo ver­gaat het de hoofd­per­soon van deze roman, die jaren leeft met de her­in­ne­ring aan zo’n moment. Maar de her­in­ne­ring alleen is niet genoeg.
Als de win­ter voor­bij is is een ver­haal over schuld en schaam­te, en het besef dat we alle­maal voor­bij­gan­gers zijn die elkaar even aan­kij­ken of aan­ra­ken. Een ver­haal over de vraag waar het nu uit­ein­de­lijk om gaat: om de waar­heid of de wer­ke­lijk­heid. Als de win­ter voor­bij is — het is een belof­te, het is de hoop op iets nieuws.

Als de win­ter voor­bij is
Tho­mas Ver­bogt
Uit­ge­ver Nieuw Amster­dam
ISBN 9789046819326

3 reacties

Manjo van Boxtel 15 oktober 2015 Reageer

Oef, Peter. Wat mooi.

Linda Kwakernaat 16 oktober 2015 Reageer

Een gewel­dig boek. Ik heb ervan genoten!
Begrij­pe­lijk dat geen tijd meer hebt , ik geniet altijd zo van je ver­sla­gen, ze laten me nog die­per over het boek nadenken.
Mis­schien nog Adri­aan van Dis???
Toe??? 😉

jacob jan 16 oktober 2015 Reageer

Een goed blog raakt je. Dit blog dus.

Geef een antwoord