Zen, p.57–63

Naar hetzelfde kijken wil niet zeggen dat je hetzelfde ziet

Nadat ik enke­le jaren bij Phi­lips werk­zaam was kocht ik in de per­so­neels­win­kel mijn eer­ste vol­waar­di­ge per­so­nal com­pu­ter. De NMS 9100 met amber­kleu­rig scherm en van die gro­te slap­pe flop­pies. Het zal in ’87 of ’88 zijn geweest, en voor het appa­raat moest ik een ver­mo­gen neer­tel­len. Dat weer­hield me er niet van om al snel na aan­koop het ding open te schroe­ven omdat ik wat geheu­gen­uit­brei­ding wil­de plaat­sen en een extra lezer voor flop­pies. Dan kon ik ten­min­ste van de ene naar de ande­re flop­py kopiëren.

Erg tech­nisch aan­ge­legd was ik niet (en ben ik nog steeds niet) en waar­schijn­lijk door mijn expe­ri­men­teer­drift kreeg de pc op een gege­ven moment kuren. Ik besloot advies te vra­gen bij een vriend die er meer ver­stand van had. Het eerst­vol­gen­de week­end kwam hij langs en maak­te de ach­ter­kant open voor een eer­ste ana­ly­se. Wat hij zag deed hem bij­na ver­slik­ken in zijn bier­tje. Ver­baasd keek hij mij aan. Had ik het echt in mijn hoofd gehaald om een hou­ten stel­la­ge te maken om daar wat kabels over­heen te lei­den? Hout!? In zo’n duur en high-tech won­der van vooruitgang!?

Aar­ze­lend knik­te ik van ja. Hij kon er met zijn ver­stand niet bij, ter­wijl ikzelf zo trots was op mijn inven­tie­ve oplossing.

Ik moest hier aan den­ken toen ik in Zen de anec­do­te las over het ver­schil van inzicht tus­sen de ik-per­soon en John. De ik-per­soon wil een klein euvel bij de motor van John ver­hel­pen met behulp van een blik­je bier. Dat kan er bij John niet in.

[…] he was actu­al­ly offen­sed at the time. I had had the ner­ve to pro­po­se repair of his new eigh­teen­hund­red-dol­lar BMW, the pri­de of a half-cen­tu­ry of Ger­man mecha­ni­cal fines­se, with a pie­ce of old beer can!

p.60

Dit voor­val past in een patroon wat de ik-per­soon al eer­der was opge­val­len in de wij­ze waar­op hij­zelf en John naar de wereld om hen heen kijken:

He isn’t so inte­rested in what things mean as in what they are.

p.59

Toen­ter­tijd, met mijn pc en het hulp­stuk van hout dat ik had gebruikt, voel­de ik iets ver­ge­lijk­baars. In tegen­stel­ling tot mijn vriend die alleen maar de bui­ten­kant zag, het hout dus, zag ik de func­tie die ver­vuld werd. Mijn tech­ni­sche ken­nis was lang niet vol­doen­de om te kun­nen beoor­de­len of het mate­ri­aal hout wel geschikt was om in het bin­nen­ste van een com­pu­ter geplaatst te wor­den, maar dat is een ander ver­haal. Feit is dat we bei­den naar het­zelf­de keken ech­ter iets totaal anders zagen.

De ik-per­soon komt uit­ein­de­lijk na veel denk­werk tot de vol­gen­de conclusie:

What you’­ve got here, real­ly, are two rea­li­ties, one of imme­di­a­te artis­tic appe­a­ran­ce and one of under­ly­ing sci­en­ti­fic expla­na­ti­on, and they don’t match and they don’t fit and they don’t real­ly have much of any­thing to do with one ano­ther. That’s qui­te a situ­a­ti­on. You might say there’s a litt­le pro­blem here.

p.63

In de blad­zij­des die vol­gen gaat Pir­sig ech­ter niet ver­der in op dat klei­ne pro­bleem (waar­van ik denk dat het een under­sta­te­ment is) maar beschrijft hij hoe het gezel­schap van vier rei­zi­gers dode­lijk ver­moeid een kam­peer­plaats zoekt om de nacht door te bren­gen. Dat leidt ook weer tot inte­res­san­te ont­wik­ke­lin­gen. Meer daar­over in een vol­gen­de blogpost.