Eerste deel – Tweede hoofdstuk:
Hetwelk handelt over de eerste tocht, die de geestrijke Don Quichot uit zijn landen heeft ondernomen
Onze held laat er geen gras over groeien. Nadat hij zichzelf in het eerste hoofdstuk een ridderuitrusting bij elkaar heeft geknutseld trekt hij er nu in alle vroegte op uit. Hij blijkt zich evenwel maar matig te hebben voorbereid. Zo realiseert hij zich al op de eerste dag dat hij niet tot ridder is geslagen. Een niet onbelangrijk detail. Maar voorlopig besluit hij zijn tocht gewoon voort te zetten.
Wat me opvalt is dat Cervantes in de tekst andere auteurs aanhaalt die ook over de avonturen van Don Quichot hebben geschreven:
Er zijn auteurs die beweren dat het eerste avontuur hetwelk hem overkwam, dat van Puerto Lápice was; anderen zeggen het was dat van de windmolens; maar voor zover ik de zaak heb kunnen nagaan en te oordelen naar hetgeen ik beschreven vond in de kronieken van de Mancha, reed hij de gehele dag voort en was zowel hij als zijn ros tegen het vallen van de avond doodmoe en rammelend van de honger, totdat hij […] een herberg zag.
[p.34, Don Quichot, Cervantes]
Ik heb de inleiding niet geheel gelezen en weet eerlijk gezegd niet of dit klopt, of dat Cervantes het alleen zo wil doen voorkomen. Iets om binnenkort op te zoeken want ik kom er gaandeweg achter weinig tot niets te weten (van de ontstaansgeschiedenis) van Don Quichot. Voor nu blijf ik bij het verhaal.
Ook in dit tweede hoofdstuk laat Cervantes geen mogelijkheid onbenut om te vermelden dat Don Quichot door het lezen van al die ridderromans zijn verstand min of meer verloren had. Zo verbeeldt hij zich dat de herberg waar hij bij het vallen van de avond arriveert een heus kasteel is. Amusant is vooral dat twee vrouwen van lichte zeden door hem worden aangezien als ‘schone jonge maagden of bevallige dames’. Hij spreekt ze aan in dichterlijke taal waar ze echter niets van begrijpen.
Terwijl zij doende waren hem van zijn rusting af te helpen, zeide hij, zich verbeeldende dat deze veelgebruikte vrouwspersonen die hem hielpen voorname dames van dat kasteel waren, met veel zwier:
‘Nimmer zag men enig ridder
Zo door schone dames dienen
Als het Don Quichot geschied is
Toen zijn dorp hij ging ontvlieden:
Maagden gingen hem verzorgen,
En prinsessen ’t paard voorzien.
[p.36, Don Quichot, Cervantes]
Het lukt echter niet om hem van zijn helm te ontdoen zodat hij slechts met hulp van de waard en de vrouwen een maaltijd bestaande uit stokvis kan verorberen, waarbij Cervantes meteen de gelegenheid te baat neemt wat verder uit te weiden over de vele variaties van deze vis zoals zij in Spanje wordt opgediend. Bij de vermelding van bacallao moest ik denken aan een aflevering van ‘De keuringsdienst van waarde’ die ook deze vis centraal had staan. Of was het ‘De wilde keuken’ met Wouter Klootwijk?
Na het nuttigen van de maaltijd is hij een stuk opgeknapt maar komt tevens het besef in alle hevigheid terug dat hij nog steeds niet tot ridder is geslagen. Daar zal toch iets aan gedaan moeten worden.