20160214 — zondag

Eeu­wig ver­moe­den van meer

magiceye

De dicht­bun­dels in mijn boe­ken­kast zijn te tel­len op de vin­gers van één mis­schien twee han­den. Hoe­wel, ik zeg dat nu zo maar bij nader inzien kan het best meer zijn. Wat zeker waar is, is dat ze ver­uit in de min­der­heid zijn. Ik lees gedich­ten dan ook spo­ra­disch. Waar­bij ik me vreemd genoeg wel elke keer afvraag waar­om ik ze niet vaker uit de kast pak.

Mis­schien dat het komt van­we­ge de soort van haat-lief­de ver­hou­ding die ik ermee heb. Het kost me ten eer­ste al heel veel tijd om een gedicht goed te lezen. Daar waar een ‘gewo­ne’ (lite­rai­re) tekst zon­der pro­ble­men de weg naar mijn her­sens (en hart) weet te vin­den is dat vaak met een gedicht hele­maal niet het geval. Ik lees (voor mijn gevoel) erg aan­dach­tig een gedicht maar voor­dat ik hal­ver­we­ge ben zijn de zin­nen tot niet meer dan los­se woord­jes ver­wor­den. Als­of ik terug ben op de lage­re school en met een woord­plank­je voor me zit en waar de samen­hang tus­sen al die indi­v­du­e­le woord­jes me vreemd is.

Dich­ter en poëzie
de poëzie
dat ben je zelf
sprak de dich­ter en hij kreeg gelijk:
in de kamer waar hij dit beweerde
was bui­ten hem geen mens
geen spie­gel zelfs aanwezig
alleen de poë­zie, de poëzie
had tot de poë­zie gesproken.
zodus de dich­ter bestond niet eens.
maar dat doen dich­ters nooit.
[Gust Gils]

Meer voor de vorm lees ik dan door tot aan het ein­de in de hoop dat er toch nog eni­ge bete­ke­nis naar boven komt drij­ven. Tever­geefs. Een eer­ste lezing levert mij hele­maal niets op, of het moet frus­tra­tie zijn. Pas wan­neer ik mij­zelf er toe zet om keer op keer de stro­fen (gedeel­te­lijk) over­nieuw te lezen begint het gedicht enigs­zins voor mij te leven. Maar het blijft moei­zaam gaan. Alleen met uiter­ste con­cen­tra­tie behoud ik grip op de tekst. Zodra ik afge­leid raak is het met­een weer terug naar af.
Het kost me dus een hoop door­zet­tings­ver­mo­gen zon­der de zeker­heid of ik enig begrip krijg voor de bedoe­ling van het geschre­ve­ne. Mis ik een bete­ke­nis­laag? Ont­gaat mij een link naar een ande­re tekst?

Soms heb ik het gevoel naar zo’n Magic Eyes teke­ning van lang gele­den te kij­ken waar­in een ande­re afbeel­ding ver­bor­gen zat. Die zag ik ook nooit hoe­zeer ik mijn best deed. En als ik al iets zag wist ik niet of dat het juis­te was. Door deze kna­gen­de onze­ker­heid gaat bij mij een gedeel­te van het lees­ple­zier verloren.

Wel­licht is mijn bena­de­ring van gedich­ten lezen hele­maal ver­keerd. Moet ik genoe­gen nemen met hoe melo­di­eus de zin­nen zijn opge­bouwd. Mij ver­lek­ke­ren aan het cre­a­tie­ve woord­ge­bruik. Accep­te­ren dat in veel geval­len het kun­nen her­ken­nen van de belof­te naar meer al vol­doen­de belo­ning op zich is. Dat deze lite­rai­re cryp­to­gram­men een niveau­tje te hoog voor mij zijn.

Een enke­le keer lukt me dat. Veel vaker ook niet. Zeker niet wan­neer ik het ver­moe­den heb dat de sleu­tel tot een beter begrip net om de hoek ligt. Heel dicht­bij en tevens onbe­reik­baar ver weg.

De magie van poë­zie voelt daar­door jam­mer genoeg regel­ma­tig als een kwa­de vloek. En dat kan toch niet de bedoe­ling zijn. Hoop ik.

~ ~ ~

Dit is een bij­dra­ge voor het #50books ini­ti­a­tief dat in 2016 door Hen­drik-Jan de Wit wordt verzorgd.
Vraag 7
Wat is voor jou de magie van poëzie?