Eeuwig vermoeden van meer
De dichtbundels in mijn boekenkast zijn te tellen op de vingers van één misschien twee handen. Hoewel, ik zeg dat nu zo maar bij nader inzien kan het best meer zijn. Wat zeker waar is, is dat ze veruit in de minderheid zijn. Ik lees gedichten dan ook sporadisch. Waarbij ik me vreemd genoeg wel elke keer afvraag waarom ik ze niet vaker uit de kast pak.
Misschien dat het komt vanwege de soort van haat-liefde verhouding die ik ermee heb. Het kost me ten eerste al heel veel tijd om een gedicht goed te lezen. Daar waar een ‘gewone’ (literaire) tekst zonder problemen de weg naar mijn hersens (en hart) weet te vinden is dat vaak met een gedicht helemaal niet het geval. Ik lees (voor mijn gevoel) erg aandachtig een gedicht maar voordat ik halverwege ben zijn de zinnen tot niet meer dan losse woordjes verworden. Alsof ik terug ben op de lagere school en met een woordplankje voor me zit en waar de samenhang tussen al die indivduele woordjes me vreemd is.
Dichter en poëzie
de poëzie
dat ben je zelf
sprak de dichter en hij kreeg gelijk:
in de kamer waar hij dit beweerde
was buiten hem geen mens
geen spiegel zelfs aanwezig
alleen de poëzie, de poëzie
had tot de poëzie gesproken.
zodus de dichter bestond niet eens.
maar dat doen dichters nooit.
[Gust Gils]
Meer voor de vorm lees ik dan door tot aan het einde in de hoop dat er toch nog enige betekenis naar boven komt drijven. Tevergeefs. Een eerste lezing levert mij helemaal niets op, of het moet frustratie zijn. Pas wanneer ik mijzelf er toe zet om keer op keer de strofen (gedeeltelijk) overnieuw te lezen begint het gedicht enigszins voor mij te leven. Maar het blijft moeizaam gaan. Alleen met uiterste concentratie behoud ik grip op de tekst. Zodra ik afgeleid raak is het meteen weer terug naar af.
Het kost me dus een hoop doorzettingsvermogen zonder de zekerheid of ik enig begrip krijg voor de bedoeling van het geschrevene. Mis ik een betekenislaag? Ontgaat mij een link naar een andere tekst?
Soms heb ik het gevoel naar zo’n Magic Eyes tekening van lang geleden te kijken waarin een andere afbeelding verborgen zat. Die zag ik ook nooit hoezeer ik mijn best deed. En als ik al iets zag wist ik niet of dat het juiste was. Door deze knagende onzekerheid gaat bij mij een gedeelte van het leesplezier verloren.
Wellicht is mijn benadering van gedichten lezen helemaal verkeerd. Moet ik genoegen nemen met hoe melodieus de zinnen zijn opgebouwd. Mij verlekkeren aan het creatieve woordgebruik. Accepteren dat in veel gevallen het kunnen herkennen van de belofte naar meer al voldoende beloning op zich is. Dat deze literaire cryptogrammen een niveautje te hoog voor mij zijn.
Een enkele keer lukt me dat. Veel vaker ook niet. Zeker niet wanneer ik het vermoeden heb dat de sleutel tot een beter begrip net om de hoek ligt. Heel dichtbij en tevens onbereikbaar ver weg.
De magie van poëzie voelt daardoor jammer genoeg regelmatig als een kwade vloek. En dat kan toch niet de bedoeling zijn. Hoop ik.
~ ~ ~
Dit is een bijdrage voor het #50books initiatief dat in 2016 door Hendrik-Jan de Wit wordt verzorgd.
Vraag 7
Wat is voor jou de magie van poëzie?