Zaterdag, 5 maart 2016

Breng ons niet in ver­lei­ding en ver­los ons van de kwa­de boeken

Don Qui­chot, Cer­van­tes — Eer­ste deel — Vijf­de hoofd­stuk
Waar­in het ver­haal van de tegen­spoed van onze rid­der ver­volgd wordt

Over invloed gesproken…

Ter­wijl een dors­ps­ge­noot met de geha­ven­de Don Qui­chot onder­weg naar huis is (nadat hij hem bij toe­val in de grep­pel gevon­den had), heeft een klein gezel­schap zich ver­za­meld in het kas­teel van de heer van Quij­a­na (zoals de ech­te naam van Don Qui­chot schijnt te zijn). Nu hij al drie dagen spoor­loos is maakt men zich onge­rust waar hij is geble­ven. Zijn huis­houd­ster hoeft er niet lang over na te denken:

[…] ik mag ster­ven zo waar als ik gebo­ren ben als dat niet komt van die ver­doe­me­lij­ke rid­der­boe­ken die hij ginds heeft staan en waar­in hij zit te lezen tot hij mal in het hoofd is; het schiet me nou ook ineens te bin­nen dat ik hem vaak als hij zo bin­nens­monds zat te pre­ve­len heb horen zeg­gen dat hij zelf dolend rid­der wou wor­den en op avon­tu­ren uitgaan.

[p.50, Don Qui­chot, Cervantes]

Zij krijgt ter­stonds bij­val van het nicht­je van Don Qui­chot en die schroomt zich niet om een rigoreu­ze oplos­sing aan te dragen:

Het is alle­maal mijn schuld, want ik heb al die dwaas­he­den van oom niet aan de heren ver­teld, om er een stok­je voor te ste­ken eer het zover kwam als het nu geko­men is. Dan had­den ze al die ver­ma­le­dij­de boe­ken kun­nen ver­bran­den; hij heeft er heel wat en ze ver­die­nen het niet min­der dan de ketterse.

[p.50–51, Don Qui­chot, Cervantes]

De pas­toor heeft hier wel oren naar:

[…] de dag van mor­gen zal niet voor­bij­gaan, voor­dat zij ter­de­ge onder­zocht en ten vure gedoemd zijn, opdat zij toe­kom­sti­ge lezers niet in ver­lei­ding bren­gen te doen wat mijn arme vriend gedaan moet hebben.

[p.51, Don Qui­chot, Cervantes]

Over invloed gesproken…

Ook de katho­lie­ke kerk was zich al in een vroeg sta­di­um ter­de­ge bewust van de (in hun ogen nega­tie­ve) invloed die boe­ken op hun lezers kon­den heb­ben. Van­af 1596 hield zij daar­om een lijst bij van boe­ken die ver­bo­den wer­den omdat ze als ver­wer­pe­lijk beschouwd wer­den. Met een beet­je pech ver­dwe­nen niet alleen de geprin­te ver­sies van een titel op deze zoge­naam­de Index Librorum Pro­hi­bi­to­rum in de brand­sta­pel maar in som­mi­ge geval­len was aan de auteur het­zelf­de lot voor­be­hou­den wan­neer de ker­ke­lij­ke inqui­si­tie niet over­tuigd was dat er vol­doen­de afstand was geno­men van de ket­ter­se gedachten.

Ergens heb ik gele­zen of gehoord dat de Index zelf ook op de lijst stond. Ten­slot­te was het de ide­a­le lees­lijst voor ieder­een die wel eens wil­de weten waar­voor de ker­ke­lij­ke auto­ri­tei­ten hen wil­den bescher­men. De iro­nie ten top.
Migu­el de Cer­van­tes Saave­dra is het met zijn Don Qui­chot niet bespaard geble­ven dat het boek werd opge­no­men op de lijst. Uit­ein­de­lijk bleek het te gaan om slechts één zin die de leden van de cen­suur onwel­ge­val­lig was:

Wer­ken van lief­da­dig­heid die ach­te­loos wor­den gedaan, heb­ben geen waarde.

Ik kan me niet her­in­ne­ren dat ik deze zin al voor­bij heb zien komen in de eer­ste vijf hoofd­stuk­ken. Mocht ik in de res­te­ren­de hon­derd­een­en­twin­tig hoofd­stuk­ken die we nog te gaan heb­ben de zin als­nog aan­tref­fen dan zal ik het hier zeker vermelden.

Detail — Lucio Mas­sa­ri (Bologna 1569–1633) | Saint Paul and the burning of pagan books at Ephe­sus | 16th Century

Geef een antwoord