Breng ons niet in verleiding en verlos ons van de kwade boeken
Don Quichot, Cervantes — Eerste deel — Vijfde hoofdstuk
Waarin het verhaal van de tegenspoed van onze ridder vervolgd wordt

Terwijl een dorspsgenoot met de gehavende Don Quichot onderweg naar huis is (nadat hij hem bij toeval in de greppel gevonden had), heeft een klein gezelschap zich verzameld in het kasteel van de heer van Quijana (zoals de echte naam van Don Quichot schijnt te zijn). Nu hij al drie dagen spoorloos is maakt men zich ongerust waar hij is gebleven. Zijn huishoudster hoeft er niet lang over na te denken:
[…] ik mag sterven zo waar als ik geboren ben als dat niet komt van die verdoemelijke ridderboeken die hij ginds heeft staan en waarin hij zit te lezen tot hij mal in het hoofd is; het schiet me nou ook ineens te binnen dat ik hem vaak als hij zo binnensmonds zat te prevelen heb horen zeggen dat hij zelf dolend ridder wou worden en op avonturen uitgaan.
[p.50, Don Quichot, Cervantes]
Zij krijgt terstonds bijval van het nichtje van Don Quichot en die schroomt zich niet om een rigoreuze oplossing aan te dragen:
Het is allemaal mijn schuld, want ik heb al die dwaasheden van oom niet aan de heren verteld, om er een stokje voor te steken eer het zover kwam als het nu gekomen is. Dan hadden ze al die vermaledijde boeken kunnen verbranden; hij heeft er heel wat en ze verdienen het niet minder dan de ketterse.
[p.50–51, Don Quichot, Cervantes]
De pastoor heeft hier wel oren naar:
[…] de dag van morgen zal niet voorbijgaan, voordat zij terdege onderzocht en ten vure gedoemd zijn, opdat zij toekomstige lezers niet in verleiding brengen te doen wat mijn arme vriend gedaan moet hebben.
[p.51, Don Quichot, Cervantes]
Over invloed gesproken…
Ook de katholieke kerk was zich al in een vroeg stadium terdege bewust van de (in hun ogen negatieve) invloed die boeken op hun lezers konden hebben. Vanaf 1596 hield zij daarom een lijst bij van boeken die verboden werden omdat ze als verwerpelijk beschouwd werden. Met een beetje pech verdwenen niet alleen de geprinte versies van een titel op deze zogenaamde Index Librorum Prohibitorum in de brandstapel maar in sommige gevallen was aan de auteur hetzelfde lot voorbehouden wanneer de kerkelijke inquisitie niet overtuigd was dat er voldoende afstand was genomen van de ketterse gedachten.
Ergens heb ik gelezen of gehoord dat de Index zelf ook op de lijst stond. Tenslotte was het de ideale leeslijst voor iedereen die wel eens wilde weten waarvoor de kerkelijke autoriteiten hen wilden beschermen. De ironie ten top.
Miguel de Cervantes Saavedra is het met zijn Don Quichot niet bespaard gebleven dat het boek werd opgenomen op de lijst. Uiteindelijk bleek het te gaan om slechts één zin die de leden van de censuur onwelgevallig was:
Werken van liefdadigheid die achteloos worden gedaan, hebben geen waarde.
Ik kan me niet herinneren dat ik deze zin al voorbij heb zien komen in de eerste vijf hoofdstukken. Mocht ik in de resterende honderdeenentwintig hoofdstukken die we nog te gaan hebben de zin alsnog aantreffen dan zal ik het hier zeker vermelden.
