Don Quichot, Cervantes — Eerste deel — Zesde hoofdstuk
Verhalende het vermakelijk en omstandig onderzoek, dat de pastoor en de barbier in de boekerij van de geestrijke ridder ondernamen
Als hij maar geen dolende ridder wordt, ze schoppen hem misschien half dood

De volgende dag is het opnieuw crisisberaad ten huize van Don Quichot. Nu onze dolende ridder weer op het veilige nest is teruggekeerd en voorlopig het bed moet houden om enigszins te herstellen van de afranseling door de ezeldrijver besluit het kleine gezelschap zijn bibliotheek aan een nader onderzoek te onderwerpen.
Een hele serie boeken passeert de revue waar ik nog nooit eerder van gehoord heb (wat niet veel wil zeggen) maar waar ik me toch van afvraag in hoeverre ze door Cervantes verzonnen zijn. Ik krijg het idee dat Cervantes continu werkelijkheid en fictie op een ingenieuze manier door elkaar laat vloeien. Zonder dat ik daar vooralsnog veel meer over weet te zeggen. Het blijft bij een gevoel.
Het doel van deze boekeninspectie is om te bepalen welke exemplaren in de collectie richting brandstapel kunnen en welke eventueel gespaard kunnen worden. Tijdverspilling in de ogen van Don Quichot’s nichtje:
Geen genade, voor geen enkel boek, ze hebben allemaal schuld aan het onheil […]
[p.54, Don Quichot, Cervantes]
De pastoor en de barbier denken daar echter anders over. Hoewel zij ook van mening zijn dat de vele ridderromans het hoofd van Don Quichot op hol hebben gebracht kunnen zij daarentegen waardering opbrengen voor de schoonheid van enkele andere literaire werken, en in het bijzonder de poëzie. Opnieuw tot ontevredenheid van het nichtje. Zij is bang dat eenmaal hersteld haar oom van de ene gekkigheid in de andere zal vervallen:
[…] want het zou waarlijk geen wonder wezen wanneer oom als hij weer beter is van zijn ridderziekte, het door deze boeken in het hoofd kreeg om zingende en een of ander instrument bespelende als herder door bos en wei te gaan dolen, of wat het allerergste ware, aan het dichten slaan. Want dit is naar ik heb horen verluiden een volkomen ongeneeslijke besmettelijke ziekte.
[p.56, Don Quichot, Cervantes]
Als hij maar geen dolende ridder wordt
ze schoppen hem misschien half dood.
Maar liever dat nog
dan met een vers in zijn kop
als een dichtende herder,
want daar wordt hij alleen maar slechter van.
Tussen de boeken treffen ze ook La Galatea aan. Op voorspraak van de pastoor blijft deze romantische vertelling een gang naar de brandstapel bespaard. De schrijver ervan blijkt namelijk een vriend van hem te zijn:
Zijn boek is niet slecht gedacht; het is aardig opgezet, maar het is niet af: wij dienen het aangekondigde tweede deel af te wachten; wellicht zal men als dat beter is het geheel met die welwillendheid kunnen begroeten welke men het nu nog moet ontzeggen […]
[p.58, Don Quichot, Cervantes]
Had ik al gezegd dat La Galatea geschreven is door Cervantes zelf? Het was zijn eerste roman en niet bijster succesvol. Een tweede deel heeft volgens de overlevering nooit het licht gezien. (Waar komt toch dat gevoel vandaan dat Cervantes op een ingenieuze manier speelt met de grenzen van werkelijkheid en fictie?)