
Eerder dan het Engels was ik het Duits machtig. In mijn jeugd hadden we dan wel een (zwart-wit) TV in huis, maar het aanbod van zenders was beperkt. Dus werd er regelmatig uitgeweken naar de Duitstalige zenders. Zeker op de zondagochtend hadden die een gevarieerd assortiment van programma’s gericht op de jeugdige kijker. Zo leerde ik Duits zonder er al teveel moeite voor hoeven te doen. En omdat we regelmatig een uitstapje over de Duitse grens maakten kon ik het ‘geleerde’ ook nog eens in de praktijk ten uitvoer brengen. Op de middelbare school had ik er groot profijt van. Het was een van de weinige vakken waar ik op het eindexamen een ruime voldoende wist te scoren.
Later, gedurende mijn eerste baantje bij Philips en daarna op de universiteit waar veel studiemateriaal in het Duits gelezen moest worden kon ik de kennis van deze in mijn ogen (en oren) mooie taal op peil houden. Helaas is dat ergens vanaf 1995 allengs minder geworden. Net zoals in de maatschappij en op de universiteit werd Engels steeds dominanter in mijn dagelijkse werkomgeving. Met het Duits kwam ik nog maar sporadisch in aanraking en het ging me vanzelfsprekend steeds slechter af. Zelfs in vergaderingen met Duitstalige collega’s werd Engels als voertaal gebruikt omdat tenslotte alle verslaglegging in het Engels moest plaatsvinden.
Las ik misschien ooit wel iedere maand minstens één Duitstalig boek, de laatste jaren mag ik blij zijn als het er eentje per jaar is. Toch ben ik voornemens dat te veranderen. De boekenweek waar Duitsland centraal staat is daarvoor niet de aanleiding, hooguit een aansporing de daad bij het woord te voegen. In mijn eigen boekverzameling staan een aantal ongelezen Duitstalige boek die ik zeker van plan ben binnenkort te gaan lezen. Of anders leen ik iets van de Bieb. Keuze voldoende en mijn lijstje bevat voldoende titels.
Mocht men mij vragen (en Hendrik-Jan kon het niet laten dat te doen) naar mijn favoriete boeken of auteurs uit dit taalgebeid, dan kom ik verrassend genoeg uit bij twee Oostenrijkse auteurs:
- Die Klavierspielerin (De pianiste), 1983 — Elfride Jelinek
- Der Mann ohne Eigenschaften (De man zonder eigenschappen), 1930/1932 — Robert Musil
Beide boeken las ik eind jaren tachtig en ze hebben een onuitwisbare indruk op me gemaakt. Wanneer ik voor de geest probeer te halen wat ik zoal aan Duitstalige boeken gelezen heb, dan komt er veel moois voorbij maar deze twee boeken springen er om verschillende redenen uit. Bij Elfriede Jelinek is het vooral de (controversiële) onderwerpkeuze in combinatie met de complexe/experimentele vertelstructuur die het uiterste vergt van de lezer. Zelfs een vertaling in het Nederlands blijft een helse klus wil je alles doorgronden wat de schrijfster te vertellen heeft. Eenzelfde soort expirementeel spel met taal en verhaal vind je ook terug bij Robert Musil. Hoewel veel milder dan Jelinek die genadeloos is in haar opvattingen over de Oostenrijkse samenleving. Musil lijkt het allemaal wat meer afstandelijker te beschouwen. Ironie en satire is eerder waar je aan geneigd bent te denken terwijl het bij Jelinek veel meer als een genadeloze afrekening aanvoelt.
Misschien is het het gemeenschappelijk element van experimenteel proza dat er voor gezorgd heeft dat deze auteurs mij beter zijn bijgebleven dan vele anderen die minstens even goed zijn. Wellicht valt het te overwegen juist met hen een hernieuwde kennismaking met de Duitse taal aan te gaan.
Vorige week kwam het er niet van, het beantwoorden van de wekelijkse #50books vraag. Daarom vandaag. En hopelijk morgen het antwoord op de nieuwe vraag. Zodat ik meteen weer bij ben.
~ ~ ~
Dit is een bijdrage voor het #50books initiatief dat in 2016 door Hendrik-Jan de Wit wordt verzorgd.
Vraag 12
Wat is je favoriete Duitstalige boek of auteur?
~ ~ ~