Kneusjeszalf

De vori­ge bewo­ners van ons huis waren doe het zel­vers met maar één stuk gereed­schap. Kit.

Over­al kwa­men we het kle­ve­ri­ge goed­je tegen tij­dens het gelei­de­lijk ont­man­te­len van de oubol­li­ge inrich­ting (je moet er door­heen kij­ken, zei mijn Inge). Om het een­der wat (hout, tegels, ijzer, sani­tair, behang, you name it) was voor­zien van een dik­ke laag kit. Als­of ze altijd een goed gevul­de krat op voor­raad had­den voor noodgevallen.

Zelf heb ik sinds drie­kwart jaar ook een won­der­mid­del waar ik stee­vast op terug­val. Kneuzingenzalf.

De direc­te oor­zaak is mijn over­stap naar het sur­vi­val­run­nen. Eind juli na twee proef­les­sen als voor­be­rei­ding voor een obsta­cle run nam ik een abon­ne­ment bij de Sur­vi­val­run Trai­nings­groep in Arn­hem. Ik zag het als een wel­ko­me afwis­se­ling naast het hard­lo­pen wat ik toen nog iets fana­tie­ker deed dan tegen­woor­dig (maar daar gaat bin­nen­kort ver­an­de­ring in komen). En dat ervaar ik tot op de dag nog steeds zo.

Alleen die blessures.

Zel­den ben ik mijn spor­tie­ve loop­baan (als goed­be­doe­len­de recre­ant dus, stel je er niet al te veel van voor) zo vaak thuis­ge­ko­men met een kneu­zing hier of een schaaf­wond daar. Dit is niet om aan te geven dat de sur­vi­val­run nu zo’n gevaar­lij­ke sport is. Eer­der is het mijn eigen onhan­dig­heid die me in de mees­te geval­len par­ten speelt.

Een glo­ba­le opsom­ming van­af het moment dat ik begon­nen ben:

  • licht gekneus­de rib bij het trai­nen op de swingover;
  • pols licht ver­stuikt door tij­dens een inhaal­po­ging via de bin­nen­bocht over een piket­paal­tje te struikelen;
  • scheen­been open­ge­haald toen ik van enke­le bal­ken naar bene­den tuimelde;
  • knie beurs door iets te enthou­si­ast in een hin­der­nis te springen;
  • achil­les­hiel opge­rekt (of iets der­ge­lijks) tij­dens de Mont­fer­land­run (valt niet onder het sur­vi­val­run­nen, maar toch);
  • boven­ste koot­je van pink gebro­ken (of althans blij­vend van posi­tie ver­scho­ven) waar­schijn­lijk tij­dens een sur­vi­val­run in Dinxperlo;
  • scheen­been open­ge­haald en elle­boog gekneusd tij­dens een sur­vi­val­run in Oldenzaal.

En dan ver­geet ik gemaks­hal­ve de vele schaaf­won­den aan armen, benen en boven­lijf die we oplo­pen gedu­ren­de de ‘nor­ma­le’ trai­ning wan­neer we aan tou­wen han­gen, over bal­ken klim­men en met bal­last gaan hard­lo­pen. Plus de bla­ren in je han­den. Maar dat hoort erbij. Dat telt niet.

Van­daag viel ik voor de ver­an­de­ring weer eens uit een hin­der­nis. De opdracht was om een swing­over te doen waar­bij we tevens een auto­band mee moesten zeu­len. Ergens ging er iets mis in het over­bren­gen van de band van mijn lin­ker- naar mijn rech­ter­hand. Voor ik het wist lag ik op de grond. De scha­de bleek mee te val­len en al snel kon ik ver­der met de trai­ning. Een­maal thuis onder de dou­che zag ik dat mijn pols toch wel iets dik­ker dan nor­maal was. Ook merk­te ik dat mijn lin­ker­zij en ‑heup wat pijn­lijk en blauw van kleur begon te worden.

Niet getreurd. Na het dou­chen haal­de ik een zoveel­ste tube kneu­zin­gen­zalf tevoor­schijn om mij­zelf eens goed in te sme­ren. Al die voor­gaan­de keren waren de kwaal­tjes van­zelf ver­dwe­nen (in ieder geval de pijn en de ver­kleu­rin­gen) dus waar­om nu ook niet. Als je een huis met kit bij elkaar kunt hou­den dan moet een lichaam met wat zalf ook wel lukken.