“Op een nudistencamping of naaktstrand zie je vaak slechts één mooi stel met een strak figuur, verder een hoop geile homo’s en uitgezakte bejaarden. En allemaal even lelijk natuurlijk, behalve dan dat ene stel. Moet kunnen, maar voor mij hoeft het niet. Laat iedereen gewoon achter in de tuin in z’n nakie rondlopen als ze het niet kunnen laten maar val mij d’r niet mee lastig.”
Er klinkt instemmend gelach.
“Landschapsvervuiling!” roept iemand.
Nog meer gelach.
Iemand ziet een verband met parenclubs en het duurt niet lang voordat het gesprek op overspel komt. Al snel worden de eerste verdachten tot algemene hilariteit met naam en rugnummer besproken.
“Patricia!? Echt waar!?”
Er klinkt instemmend gelach.
Iedereen kent wel iemand die vreemd gaat.
“Moet kunnen!” roept iemand.
Nog meer gelach.
De buurman is jarig. Zijn achtertuin is gevuld met familie, vrienden en collega’s. Ik probeer een boek te lezen over religieus fanatisme. Na een tijdje geef ik het op. Misschien kan ik beter de schuur gaan opruimen. Of de vijver schoonmaken. In m’n nakie. Hopelijk komt de buurvrouw weer even langs. Voor een kopje suiker. Moet kunnen.
Nog zes maanden en dan krijgen we de sleutel van ons nieuwe huis.