20161017

Mis­schien ben ik wel te snel afge­haakt deze avond bij De Pri­va­cy­test op NPO3 als onder­deel van De Pri­va­cy­we­ken, maar ik vond dat men te speels omging met het belang­rij­ke onder­werp van digi­ta­le pri­va­cy. Ik ben het gewoon niet meer gewend, zo’n spel­show. Zo vaak (eer­lijk gezegd nooit) zoek ik die ten­slot­te niet meer op. Maar toch. Dat ik het nau­we­lijks vijf­tien minu­ten wist vol te hou­den was ook voor mij­zelf een verrassing.

Het was na de vraag of je iets kunt doen wan­neer er bij­voor­beeld com­pro­mi­te­ren­de foto’s van je gevon­den wor­den op inter­net (of iets in die strekking).

Ik koos voor Nee. Vet­te pech. Dat blijft je je hele leven achtervolgen.

Maar het juis­te ant­woord was Ja. Door het invul­len van een for­mu­lier op de web­si­te van Google.

Ieder­een thuis voor de buis als­me­de het stu­dio­pu­bliek haal­de opge­lucht adem en maak­te alvast een to-do item aan om dat for­mu­lier na de uit­zen­ding met­een te downloaden.

Waar­door denk ik voor de mees­te kij­kers de ter­loops gemaak­te opmer­king ver­lo­ren ging dat de foto’s nog steeds op inter­net ston­den, maar alleen de zoek­re­sul­ta­ten er niet meer naar zou­den verwijzen.

Mits het ver­zoek inge­wil­ligd werd (kans fifty-fifty).

En mits men zich zou beper­ken tot het gebruik van Goog­le om foto’s over jou te gaan zoeken.

Tja, op deze manier cre­ëer je toch niet echt een ‘sen­se of urg­en­cy’, lijkt mij. Een gemis­te kans dus. Zeker als je leest hoe Mar­tijn Mau­rits en Dimi­tri Tok­met­zis (bei­den in de stu­dio) over deze mate­rie berich­ten in hun boek Je hebt wél iets te ver­ber­gen had ik van hen meer con­fron­te­ren­de uit­spra­ken ver­wacht om  de bood­schap dui­de­lijk te maken.

TV uit en boek op schoot dan maar om nog eens door het hoofd­stuk ‘Goog­le en de Belas­ting­dienst — Hoe de gro­te data­graai­ers onze gege­vens in de greep heb­ben’ te bla­de­ren. Daar­in wordt een rap­port uit 2011 van de Weten­schap­pe­lij­ke Raad voor het Rege­rings­be­leid aan­ge­haald met een con­clu­sie die rede­lijk schok­kend is1:

Nie­mand heeft meer het over­zicht over al die stro­men, laat staan dat iemand er de regie over voert. Voor de bur­ger bete­kent dit: je kunt er niet van uit­gaan dat jouw infor­ma­tie bij de instan­tie blijft waar­aan je die hebt gege­ven. Dus: wie kun je nog aan­spre­ken als er iets mis­gaat met die informatie?
[p.77, Je hebt wél iets te ver­ber­gen, Mau­rits Mar­tijn en Dimi­tri Tokmetzis]

Inmid­dels is het 2016 en lijkt het er niet beter op gewor­den. In de laat­ste para­graaf ‘Dus, wat kan de bur­ger nu doen?’ lezen we het vol­gen­de over Goog­le en het laten ver­wij­de­ren van infor­ma­tie die ons onwel­ge­val­lig is:

Ja, for­meel heb je con­tro­le. Je kunt gebruik­ma­ken van je inza­ge­recht. Goog­le biedt je de moge­lijk­heid om je per­soon­lij­ke infor­ma­tie in te zien en te wis­sen. Vrij­wel alle data­han­de­la­ren die we zijn tegen­ge­ko­men heb­ben uit­voe­ri­ge alge­me­ne voor­waar­den. Maar, zo blijkt uit ons onder­zoek, veel is dat alle­maal niet waard als je pre­cies wilt weten wat er met jouw gege­vens gebeurt.
[p.106, Je hebt wél iets te ver­ber­gen, Mau­rits Mar­tijn en Dimi­tri Tokmetzis]

Ook de bezorgd­heid van de auteurs van het WRR rap­port uit 2011 is sinds­dien alleen maar toe­ge­no­men. Voor­al Corien Prins is stel­lig in haar mening:

De data­hon­ger is niet te stop­pen, zegt Prins. ‘Ik ben er steeds meer van over­tuigd dat je eigen­lijk niet meer moet inzet­ten op de rech­ten van de bur­ger.’ […] Ze legt uit dat een van de hoek­ste­nen van het pri­va­cy­recht, dat bur­gers hun infor­ma­tie bij der­den kun­nen inzien, niet bruik­baar is. Als je bedrij­ven en over­he­den om infor­ma­tie vraagt, kom je al snel in sle­pen­de pro­ce­du­res terecht en krijg je vaak niet wat je wilt. […] ‘Natuur­lijk moe­ten we het recht op inza­ge behou­den, maar je kunt gewoon niet ver­lan­gen dat een bur­ger dan ver­vol­gens in zijn een­tje zijn recht kan halen.’
[p.107, Je hebt wél iets te ver­ber­gen, Mau­rits Mar­tijn en Dimi­tri Tokmetzis]

Dat is nog eens ande­re koek dan Ja, door het invul­len van een for­mu­lier­tje op de web­si­te van Goog­le komt alles in orde.


  1. De titel van het rap­port is iOver­heid en de auteurs zijn Corien Prins en Den­nis Broe­ders 

Eén reactie

Ximaar 19 oktober 2016

Ik heb het niet beke­ken en hou ook niet zo van dit soort TV-pro­gram­ma’s. Vaak zijn de vra­gen niet op mij van toe­pas­sing omdat ik zaken al op een ande­re manier heb gere­geld waar zij geen reke­ning mee houden.
Wat een beet­je over het hoofd wordt gezien is wie de vij­and is. Vroe­ger waren dat de sta­ten die hun bur­gers wil­den bespi­o­ne­ren en tegen­woor­dig zijn het men­sen die zoveel moge­lijk winst op hun aan­de­len wil­len maken. Dat gebeurt al met een AH-bonus­kaart. Die is er niet om jou een voor­deel te geven, maar om er voor te zor­gen dat je meer spul­len koopt bij AH en dat de AH-aan­deel­hou­der zo winst maakt.
Een trac­ker op een web­si­te is op zich­zelf onschul­dig. Je kan zien wel­ke bezoe­kers er komen, via wel­ke rou­te en wel­ke zoek­woor­den ze gebrui­ken. Zo kan je ook zien wel­ke pagi­na men­sen het mees­te lezen en het domste is om daar dan iets mee te doen. Dwz ga je alleen nog maar stuk­jes schrij­ven die veel lezers trek­ken en ver­wa­ter je daar­mee je web­si­te tot meer van hetzelfde?
Maar omdat die trac­ker ‘gra­tis’ is zal er door de trac­ker­le­ve­ran­cier toch iets ver­diend moe­ten wor­den. Dus die ver­koopt de info van jouw web­si­te ook aan een ande­re par­tij die dat ten gel­de kan maken.
Ik heb (zover ik weet via Tegen­licht) begre­pen dat er 3 gro­te Ame­ri­kaan­se data­ver­za­mel­be­drij­ven zijn in/bij Palo Alto die alles van Facebook, Goog­le, Sco­re­card en nog vele ande­re bedrij­ven bij elkaar har­ken en daar pro­fie­len van maken die je bij hen kunt kopen. De namen van die bedrij­ven zeg­gen ons niets, ze tre­den niet met hun namen op de voor­grond. Men­sen en bedrij­ven die wel iets van ons wil­len weten, weten deze bedrij­ven (indi­rect) wel te vin­den en kun­nen dat doen om info over een bepaal­de groep te krij­gen, maar ook over een persoon.
Dat laat­ste wordt o.m. inge­zet bij soli­ci­ta­ties. Nagaan of de kan­di­daat in het bedrijf past of een risi­co voor het bedrijf kan zijn. Zoiets bestond ook al voor het inter­net, maar was toen behoor­lijk beperk­ter. Via het inter­net en men­sen die 24 uur hun smart­fo­ne aan laten, komen dit soort bedrij­ven veel meer te weten.
Zelf heb ik om een ande­re reden geen mobie­le tele­foon. M’n vas­te lijn laat ik ook vaak op het ant­woord­ap­pa­raat over­gaan. Ik vind niet dat ik me 24 uur per dag moet laten sto­ren voor men­sen die daar niet over naden­ken. Als het belang­rijk is, dan spre­ken ze wel in of dan bel­len ze maar 112.
Wat m’n PC betrfet, die hangt aan een draad­ver­bin­ding en de Wifi staat in het modem en m’n PC uit­ge­scha­keld. In dat modem heb ik ook iets anders uit­ge­scha­keld zodat ie geen reac­tie geeft op pings van bui­ten­af. Staat stan­daard niet uit­ge­scha­keld in de fire­wall van het modem, maar voor­komt wel dat aan­val­lers je kun­nen vin­den. In mijn brow­sers gebruik ik een goe­de adver­ten­tie­on­der­druk­ker (ublock) en heb daar zelf nog wat domei­nen aan toe­ge­voegd, zoals de 3 hoofd­do­mei­nen van facebook. Facebook heb ik gehad en vond ik geen toe­ge­voeg­de waar­de. Door mijn blok­ke­ren zie ik door­gaans de duim­pjes van facebook ook niet meer op ande­re websites.
Bij weblogs heb ik altijd een pseu­do­niem gebruikt en is mijn ach­ter­naam nooit in een whois geplaatst. Gra­va­tars gebruik ik niet en ik men­sen kun­nen bij mij rea­ge­ren zon­der mail­adres in te vul­len. Ik kan name­lijk niet garan­de­ren dat der­den met die mail­adres­sen aan de haal gaan.
Ik zal dus wat las­ti­ger te vol­gen zijn, maar sluit niet dat over mij ook veel meer te vin­den is dan ik zelf weet.