Misschien ben ik wel te snel afgehaakt deze avond bij De Privacytest op NPO3 als onderdeel van De Privacyweken, maar ik vond dat men te speels omging met het belangrijke onderwerp van digitale privacy. Ik ben het gewoon niet meer gewend, zo’n spelshow. Zo vaak (eerlijk gezegd nooit) zoek ik die tenslotte niet meer op. Maar toch. Dat ik het nauwelijks vijftien minuten wist vol te houden was ook voor mijzelf een verrassing.
Het was na de vraag of je iets kunt doen wanneer er bijvoorbeeld compromiterende foto’s van je gevonden worden op internet (of iets in die strekking).
Ik koos voor Nee. Vette pech. Dat blijft je je hele leven achtervolgen.
Maar het juiste antwoord was Ja. Door het invullen van een formulier op de website van Google.
Iedereen thuis voor de buis alsmede het studiopubliek haalde opgelucht adem en maakte alvast een to-do item aan om dat formulier na de uitzending meteen te downloaden.
Waardoor denk ik voor de meeste kijkers de terloops gemaakte opmerking verloren ging dat de foto’s nog steeds op internet stonden, maar alleen de zoekresultaten er niet meer naar zouden verwijzen.
Mits het verzoek ingewilligd werd (kans fifty-fifty).
En mits men zich zou beperken tot het gebruik van Google om foto’s over jou te gaan zoeken.
Tja, op deze manier creëer je toch niet echt een ‘sense of urgency’, lijkt mij. Een gemiste kans dus. Zeker als je leest hoe Martijn Maurits en Dimitri Tokmetzis (beiden in de studio) over deze materie berichten in hun boek Je hebt wél iets te verbergen had ik van hen meer confronterende uitspraken verwacht om de boodschap duidelijk te maken.
TV uit en boek op schoot dan maar om nog eens door het hoofdstuk ‘Google en de Belastingdienst — Hoe de grote datagraaiers onze gegevens in de greep hebben’ te bladeren. Daarin wordt een rapport uit 2011 van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid aangehaald met een conclusie die redelijk schokkend is1:
Niemand heeft meer het overzicht over al die stromen, laat staan dat iemand er de regie over voert. Voor de burger betekent dit: je kunt er niet van uitgaan dat jouw informatie bij de instantie blijft waaraan je die hebt gegeven. Dus: wie kun je nog aanspreken als er iets misgaat met die informatie?
[p.77, Je hebt wél iets te verbergen, Maurits Martijn en Dimitri Tokmetzis]
Inmiddels is het 2016 en lijkt het er niet beter op geworden. In de laatste paragraaf ‘Dus, wat kan de burger nu doen?’ lezen we het volgende over Google en het laten verwijderen van informatie die ons onwelgevallig is:
Ja, formeel heb je controle. Je kunt gebruikmaken van je inzagerecht. Google biedt je de mogelijkheid om je persoonlijke informatie in te zien en te wissen. Vrijwel alle datahandelaren die we zijn tegengekomen hebben uitvoerige algemene voorwaarden. Maar, zo blijkt uit ons onderzoek, veel is dat allemaal niet waard als je precies wilt weten wat er met jouw gegevens gebeurt.
[p.106, Je hebt wél iets te verbergen, Maurits Martijn en Dimitri Tokmetzis]
Ook de bezorgdheid van de auteurs van het WRR rapport uit 2011 is sindsdien alleen maar toegenomen. Vooral Corien Prins is stellig in haar mening:
De datahonger is niet te stoppen, zegt Prins. ‘Ik ben er steeds meer van overtuigd dat je eigenlijk niet meer moet inzetten op de rechten van de burger.’ […] Ze legt uit dat een van de hoekstenen van het privacyrecht, dat burgers hun informatie bij derden kunnen inzien, niet bruikbaar is. Als je bedrijven en overheden om informatie vraagt, kom je al snel in slepende procedures terecht en krijg je vaak niet wat je wilt. […] ‘Natuurlijk moeten we het recht op inzage behouden, maar je kunt gewoon niet verlangen dat een burger dan vervolgens in zijn eentje zijn recht kan halen.’
[p.107, Je hebt wél iets te verbergen, Maurits Martijn en Dimitri Tokmetzis]
Dat is nog eens andere koek dan Ja, door het invullen van een formuliertje op de website van Google komt alles in orde.
De titel van het rapport is iOverheid en de auteurs zijn Corien Prins en Dennis Broeders ↩
Eén reactie
Ik heb het niet bekeken en hou ook niet zo van dit soort TV-programma’s. Vaak zijn de vragen niet op mij van toepassing omdat ik zaken al op een andere manier heb geregeld waar zij geen rekening mee houden.
Wat een beetje over het hoofd wordt gezien is wie de vijand is. Vroeger waren dat de staten die hun burgers wilden bespioneren en tegenwoordig zijn het mensen die zoveel mogelijk winst op hun aandelen willen maken. Dat gebeurt al met een AH-bonuskaart. Die is er niet om jou een voordeel te geven, maar om er voor te zorgen dat je meer spullen koopt bij AH en dat de AH-aandeelhouder zo winst maakt.
Een tracker op een website is op zichzelf onschuldig. Je kan zien welke bezoekers er komen, via welke route en welke zoekwoorden ze gebruiken. Zo kan je ook zien welke pagina mensen het meeste lezen en het domste is om daar dan iets mee te doen. Dwz ga je alleen nog maar stukjes schrijven die veel lezers trekken en verwater je daarmee je website tot meer van hetzelfde?
Maar omdat die tracker ‘gratis’ is zal er door de trackerleverancier toch iets verdiend moeten worden. Dus die verkoopt de info van jouw website ook aan een andere partij die dat ten gelde kan maken.
Ik heb (zover ik weet via Tegenlicht) begrepen dat er 3 grote Amerikaanse dataverzamelbedrijven zijn in/bij Palo Alto die alles van Facebook, Google, Scorecard en nog vele andere bedrijven bij elkaar harken en daar profielen van maken die je bij hen kunt kopen. De namen van die bedrijven zeggen ons niets, ze treden niet met hun namen op de voorgrond. Mensen en bedrijven die wel iets van ons willen weten, weten deze bedrijven (indirect) wel te vinden en kunnen dat doen om info over een bepaalde groep te krijgen, maar ook over een persoon.
Dat laatste wordt o.m. ingezet bij solicitaties. Nagaan of de kandidaat in het bedrijf past of een risico voor het bedrijf kan zijn. Zoiets bestond ook al voor het internet, maar was toen behoorlijk beperkter. Via het internet en mensen die 24 uur hun smartfone aan laten, komen dit soort bedrijven veel meer te weten.
Zelf heb ik om een andere reden geen mobiele telefoon. M’n vaste lijn laat ik ook vaak op het antwoordapparaat overgaan. Ik vind niet dat ik me 24 uur per dag moet laten storen voor mensen die daar niet over nadenken. Als het belangrijk is, dan spreken ze wel in of dan bellen ze maar 112.
Wat m’n PC betrfet, die hangt aan een draadverbinding en de Wifi staat in het modem en m’n PC uitgeschakeld. In dat modem heb ik ook iets anders uitgeschakeld zodat ie geen reactie geeft op pings van buitenaf. Staat standaard niet uitgeschakeld in de firewall van het modem, maar voorkomt wel dat aanvallers je kunnen vinden. In mijn browsers gebruik ik een goede advertentieonderdrukker (ublock) en heb daar zelf nog wat domeinen aan toegevoegd, zoals de 3 hoofddomeinen van facebook. Facebook heb ik gehad en vond ik geen toegevoegde waarde. Door mijn blokkeren zie ik doorgaans de duimpjes van facebook ook niet meer op andere websites.
Bij weblogs heb ik altijd een pseudoniem gebruikt en is mijn achternaam nooit in een whois geplaatst. Gravatars gebruik ik niet en ik mensen kunnen bij mij reageren zonder mailadres in te vullen. Ik kan namelijk niet garanderen dat derden met die mailadressen aan de haal gaan.
Ik zal dus wat lastiger te volgen zijn, maar sluit niet dat over mij ook veel meer te vinden is dan ik zelf weet.