Don Quichot, de vernuftige taalnazi

Eerste deel — twaalfde hoofdstuk
Over wat een geitenhoeder aan Don Quichote en het gezelschap vertelde
Toen ik aan dit leesproject van Don Quichot begon was ik in het bezit van een uitgave uit het jaar 1989 met een vertaling door J.W.F Werumeus Buning en C.F.A. van Dam daterend uit 1941. Inmiddels heb ik een meer recentere vertaling op de kop getikt, en wel die van Barber van de Pol uit 1997. Iedere keer als ik een hoofdstuk lees doe ik dat eerst in de vertaling door Barber van de Pol en daarna pak ik de oudere vertaling erbij die ik gebruik voor de illustraties en citaten in mijn blogpost.
Het is niet dat de vertaling uit 1941 me te veel moeite kost om te lezen, integendeel zelfs. Alleen zo heel af en toe begrijp ik een bepaalde zinswending niet of denk ik iets te missen van de clou. Dat valt dus eigenlijk heel erg mee nu ik de kans heb om de twee vertalingen naast elkaar te kunnen leggen. Natuurlijk leest de vertaling door Barber van de Pol veel vlotter weg en staat ze dichter tegen mijn eigen taalgebruik aan. Maar om nu te zeggen dat ze hemelsbreed van elkaar verschillen of dat ik zonder de nieuwere vertaling verloren zou zijn, daar is geen sprake van. De verschillen zitten veel eerder in de details, zoals het gebruik van namen en begrippen in vroeger tijden die nu niet meer gangbaar zijn. Een mooi voorbeeld is te vinden in dit twaalfde hoofdstuk.
Net voordat Don Quichot en zijn knecht Sancho Panza van een welverdiende nachtrust willen gaan genieten verschijnt er een jonge man uit het nabijgelegen dorp die een verhaal te vertellen heeft dat niet kan wachten tot de volgende ochtend. Een bekende geleerde uit de omgeving schijnt van liefdesverdriet gestorven te zijn en wil volgens zijn testament begraven worden als een heiden in het open veld. Iedereen uit de verre omtrek wil daar bij zijn. Zeker omdat de pastoor er fel op tegen is maar zijn vrienden het desondanks willen laten doorgaan.
Don Quichot vraagt of iemand hem wat meer kan vertellen over de achtergrond van deze ongetwijfeld trieste geschiedenis. Het is de geitenhoeder Pedro die deze taak op zich neemt. Hij is echter koud met zijn verhaal begonnen of Don Quichot onderbreekt hem al. Pedro gebruikt een bepaald woord verkeerd volgens hem. Niet veel later valt onze dolende ridder die zich gaandeweg als een echte taalnazi ontpopt de arme Pedro opnieuw in de rede. Het is bij de derde ingreep door Don Quichot dat de twee vertalingen een duidelijk andere insteek kiezen.
Bij Barber van de Pol gaat het als volgt:
‘Ik zal u meteen vertellen wat voor meisje dat is, want het is goed dat u dat weet; misschien, ik weet het wel zeker, hoort u zoiets van uw levensdagen niet meer, al wordt u zo oud als Jeruzalem.
[p.98]
‘Methusalem moet u zeggen,’ zei Don Quichot, die niet kon verdragen dat de geitenhoeder alles verhaspelde.
‘Jeruzalem bestaat anders ook al heel lang,’ antwoordde Pedro. ‘En als u steeds op me zit te vitten, zijn we over een jaar nog niet klaar.
‘Neem me niet kwalijk, vriend,’ zei Don Quichot. ‘Ik zeg het omdat er een groot verschil bestaat tussen Jeruzalem en Methusalem, maar uw antwoord is heel juist, want Jeruzalem bestaat nog steeds en Methusalem niet; ga door met uw verhaal, ik zal u niet meer onderbreken.’
Zoeken we dezelfde passage op bij Werumeus Buning en van Dam, dan lezen we daar:
‘Ik wil u maar liever ineens vertellen — omdat het toch beter is als u het weet — wat voor meisje dat is; van zo iets hebt u van uw levensdagen misschien wel nooit, nee vast en zeker niet vernomen, al had u een langer leven dan een sarna.
[p.86]
‘Het woord is Sara’, zei Don Quichot, die niet kon verdragen, dat de geitenhoeder de woorden door elkander verhaspelde.
‘De schurft is anders ook niet van gisteren’, antwoordde Pedro; ‘maar mijnheer, als u zo op mijn woorden zit te vitten ben ik over een jaar nog niet klaar.
‘Houd het mij ten goede, vriend’, zeide Don Quichot, ‘maar ik heb het je gezegd omdat er een groot verschil bestaat tussen sarna en Sara. Je hebt evenwel een goed antwoord gegeven, want de sarna is al langer in de wereld dan Sara. Ga voort met de geschiedenis, ik zal je niet meer in de rede vallen.’
Hoewel het misschien zelfs voor sommige hedendaagse lezers niet meer voor de hand ligt dat ze weten wie of wat Methusalem is, bij sarna zal dat denk ik voor de meesten van ons zeker het geval zijn. Ik moest het in ieder geval opzoeken in het notenapparaat bij de vertaling uit 1941. Niet dat ik veel wijzer werd met de verklaring dat sarna het Spaanse woord is voor scabies. Mijn zoektocht ging verder op internet en daar vond ik dat de schurft bedoeld werd. In het Spaans wordt soms nog wel gezegd dat iets zo oud is als de schurft (‘más viejo que la sarna’). Vandaar dat de woordspeling uit 1941 op zich goed in elkaar zit, maar zonder enige kennis van het Spaans niet is te begrijpen. Met de kleine aanpassing die Barber van de Pol heeft aangebracht is dat wel het geval. Zonder dat dit ten koste gaat van de strekking van de passage.
Wie ondertussen benieuwd is naar dat meisje die de bekende geleerde de dood in heeft gedreven moet nog even geduld hebben. In mijn bespreking van het dertiende hoofdstuk ga ik er ongetwijfeld meer over uitweiden.
