20171110

De achterkant van mezelf

De man zat enke­le rij­en schuin voor me. Aan de ande­re kant van het gang­pad. Hij was in gesprek met zijn buur­vrouw. Er werd af en toe gela­chen. Ik las ver­der in mijn boek.

Een klei­ne twee uur later waren we bij­na op onze bestem­ming. Mijn col­le­ga lag onder­uit­ge­zakt te sla­pen. Tus­sen ons in was een lege stoel. Ik las het hoofd­stuk uit waar­in ik bezig was en borg het boek toen op in de tas die bij mijn voe­ten lag.

Nadat de ste­war­des had gecon­tro­leerd of we alle­maal onze stoel weer recht­op had­den staan en de tafel­tjes waren inge­klapt ging zij zelf ook zit­ten. De lan­ding werd inge­zet. Mijn col­le­ga sliep nog steeds. Ik keek wat om me heen.

De man zat nog steeds enke­le rij­en schuin voor me. Het leek als­of ook zijn buur­vrouw lag te sla­pen. Hij zelf zat wat door een tijd­schrift te bla­de­ren. Ik keek naar zijn achterhoofd.

Hij had grijs haar. Ook had hij een bril op. Meer kon ik niet zien. Nou ja, zijn lin­ker­oor natuur­lijk, en heel soms het top­je van zijn neus. Ik had genoeg gezien tot­dat ik plots iets geheel anders zag.

Het leek als­of zijn hoofd licht­jes ver­vorm­de. Zijn haar was nog steeds grijs maar anders. Hij had nog steeds een bril maar anders. Zijn lin­ker­oor was niet lan­ger zijn lin­ker­oor. En het top­je van zijn neus was de mij­ne. Ik keek naar mezelf zon­der mezelf te zien.

Hoe kon ik ken­nis heb­ben van mijn ach­ter­hoofd? Bij mijn weten kijk ik er nooit naar. Toch wist ik zeker dat ik er zo van­ach­ter uit zag. Ster­ker, ik zat daar gewoon enke­le rij­en voor me. Ik bla­der­de in een tijdschrift.

Een vage onrust maak­te zich van mij mees­ter. Wie zat daar in die stoel schuin voor mij? Wie zat me van ach­ter in mijn nek te sta­ren? Ik wil­de opstaan maar de vei­lig­heids­riem hield me op mijn plaats.

Todat het moment voor­bij was. De man keek naar links en ik was uit zijn gezicht ver­dwe­nen. Als­of hij iets gevoeld had. Hij draai­de zich nog wat ver­der om. Ik keek naar mijn handen.

Bij de dou­a­ne zag ik hem weer. Hij leek niet in het minst op mij. Niet van ach­ter en niet van voor. Ik vroeg me af wat het te bete­ke­nen had.