Zondag, 3 december 2017

Rond­je Mont­fer­land tot een goed ein­de gebracht

In 2015 was het kom­mer en kwel op de dag dat ik de Mont­fer­land­run ging lopen. Eerst kreeg ik een tele­foon­tje dat mijn vader opge­no­men was in het zie­ken­huis. Omdat ik natuur­lijk pre­cies wil­de weten wat er aan de hand was en of het zin had om met­een rich­ting Bra­bant af te zak­ken (was niet nodig, het bezoek­uur was pas op z’n vroegt in de namid­dag), ver­trok ik veel te laat rich­ting ’s Heerenberg.

Daar aan­ge­ko­men kwam ik vast te zit­ten in een ver­keers­cha­os van ver­trek­ken­de deel­ne­mers die een kor­te­re run had­den gelo­pen en men­sen zoals ik die door omstan­dig­he­den niet op tijd waren om op het gemak een par­keer­plaats te zoe­ken. Al met al moest ik een heel eind lopen (zeg maar ren­nen) van mijn auto naar de start­plek en ik kwam pre­cies aan op het moment dat het start­schot klonk. Op goed geluk klom ik ergens over een hek en meng­de me tus­sen de ande­re hardlopers.

Alles leek toen ver­der goed te gaan. Wat zeg ik, beter dan nor­maal. Ik was hard op weg een nieuw PR neer te zet­ten, tot­dat ik twee kilo­me­ter voor het ein­de een bles­su­re kreeg en niet meer ver­der kon. Hin­kend heb ik mijn auto opge­zocht en gedes­il­lu­si­o­neerd keer­de ik huis­waarts. Na me thuis opge­knapt te heb­ben reed ik door naar het zie­ken­huis waar mijn vader lag waar we geluk­kig de dag kon­den afslui­ten met goed nieuws: hij was inmid­dels al aan de bete­ren­de hand en mocht over een paar dagen het zie­ken­huis ver­la­ten als alles zo bleef. Wat het geval was.

Een heel con­trast met van­daag. Ruim op tijd stap­te ik in de auto van­och­tend. Geen tele­foon­tjes voor­af die mijn leven op de kop kon­den zet­ten. En ook het beloof­de slech­te weer met ijzel en glad­heid bleef ons bespaard. Het eni­ge min­punt­je (maar dat werd me al eer­der in de week dui­de­lijk gemaakt) was dat Luel­la niet in goe­de doen was en moest afha­ken voor deel­na­me; een zoveel­ste keer dat het ons niet lukt om samen te starten.

Toe­val wil dat ik mijn auto op pre­cies dezelf­de plek wist te par­ke­ren als in 2015. Was dat een goed of slecht voor­te­ken? Omdat ik niet bij­ge­lo­vig ben besteed­de ik er ver­der geen aan­dacht aan. Bij de kleed­ten­ten aan­ge­ko­men was er nog even wat ver­war­ring voor wat betreft het over­dra­gen van het start­num­mer van Luel­la. Maar ook dat kwam goed. Een half uur voor de start had­den we elkaar gevon­den en had Luel­la haar geld terug en Michael (want dat was zijn naam) toch nog een startnummer.

Na een kor­te war­ming up en een aller­laat­ste bezoek­je aan het bui­ten­toi­let zocht ik een goe­de start­plek op. Ook nu weer bij toe­val pre­cies daar waar ik in 2015 over de hek­ken geklom­men was. Ik kreeg bij­na een gevoel van déja vu. Lang kon ik er niet bij stil­staan want voor­aan waren ze al ver­trok­ken. Gelei­de­lijk aan zet­te zich de gro­te groep deel­ne­mers in bewe­ging en gin­gen we rich­ting Stok­kum, toe­ge­juichd door vele toe­schou­wers langs het parcours.

En het ging zoals in 2015. Har­der dan ik nor­maal loop. Soe­pe­ler dan ik me nor­maal voel. Kilo­me­ter na kilo­me­ter ver­dween onder mijn voe­ten zon­der dat ik merk­baar ver­moeid raak­te. Tot­dat ik het 12 km bord pas­seer­de. Opeens voel­de ik een pijn­scheut in mijn lin­ker onder­been. Je raadt het al. Zelf­de plek als in 2015. Zelf­de been als in 2015.

Maar in tegen­stel­ling tot in 2015 bleef het daar­bij. Wel begon de ver­moeid­heid iets­jes toe te slaan en zak­te mijn gemid­del­de snel­heid. Ik begon last te krij­gen van mijn slech­te voor­be­rei­ding. Door­dat ik die te laat had opge­pakt had ik te wei­nig lan­ge­re afstan­den gelo­pen. Het was niet anders. Ik liet me niet van de wijs bren­gen door de hard­lo­pers die me nu links en rechts begon­nen in te halen. Gedis­ci­pli­neerd bleef ik mijn eigen (iets lage­re) tem­po lopen.

Zo wist ik de laat­ste drie kilo­me­ter goed door te komen. In een voor mij heel mooie tijd van 1 uur, 19 minu­ten en 19 secon­den kwam ik dit­maal wel over de finish. Daar werd me een medail­le omge­han­gen voor­dat ik de kleed­tent weer opzocht. Geen dom­pers in Mont­fer­land. Vol­gend jaar ga ik pro­be­ren of het me lukt het par­cours in 1 uur en 15 minu­ten te volbrengen.