Vrijdag, 2 februari 2018

Zoek­tocht 

De taxi stop­te voor hotel Capito­li­na. Er stond een klei­ne cement­mo­len bij de ingang en een con­tai­ner vol puin. In de recep­tie waren alle lich­ten uit. Het was bij­na twaalf uur. Middernacht.

Ik pak­te mijn rug­zak van de ach­ter­bank en maak­te aan­stal­ten om uit te stap­pen. De chauf­feur keek me aan. Hij sprak slechts enke­le woor­den Engels. Ik nog min­der Roe­meens. Met wat geba­ren gaf ik aan dat het goed was. Lol et Lola, voeg­de ik eraan toe en wees naar een bord wat iets­jes ver­der­op aan een gevel hing.

Wat de chauf­feur niet wist was dat ik een dag voor ver­trek een mail had gekre­gen van het reis­bu­reau. De ver­bou­wing van hotel Capito­li­na liep uit. Maar de eige­naar had nog een hotel. Lol et Lola. Daar kon ik tij­de­lijk terecht. Het stond ook op de lijst van hotels waar ons kan­toor zaken mee doet. Maar blijk­baar had men dit niet door­ge­ge­ven aan het taxibedrijf.

Niet veel later stond ik met mijn reis­kof­fer aan de hand op de stoep en was de taxi ver­trok­ken. Op het bord van Lol et Lola stond met een pijl aan­ge­ge­ven dat ik om de hoek moest zijn. In een nauw don­ker steeg­je. Of was de pijl onder­deel van het logo? En ver­school er zich in de gevel ergens een deur waar­door ik naar bin­nen kon? Daar leek het niet op. Dus liep ik op goed geluk het steeg­je in.

Na een tien­tal meters kon ik niet meer ver­der. Een hek gaf aan dat ik de ach­ter­kant had bereikt van een blok hui­zen dat ach­ter het blok was gele­gen waar hotel Capito­li­na onder­deel van uit­maak­te. Ik kon wel naar links, maar dat leek me een dood­lo­pend pad zoals ik het bij het spaar­za­me licht kon zien. Dan maar naar links.

Van een eer­der ver­blijf in hotel Capito­li­na wist ik dat het blok hui­zen niet uit een vier­kant bestond, maar een drie­hoek. Het was dus niet echt ver­ras­send toen ik al snel weer op de hoofd­weg uit­kwam waar­aan het hotel gele­gen was. Door nu weer naar rechts te gaan kwam ik weer bij het begin van het hotel in ver­bou­wing terecht. Er waren vijf minu­ten ver­stre­ken. Het was nu offi­ci­eel nacht.

Wat kon ik doen? Ik wist dat op een kwar­tier lopen een ander hotel was waar ik zeker terecht kon. Of dat me mis­schien ver­der kon hel­pen. Maar om nu al met­een op te geven. Dat hotel­bord aan de gevel hing er niet voor niets. Ook het adres klop­te. Opnieuw liep ik naar het steeg­je. Wat had ik over het hoofd gezien?

Plots ging er deur open een stuk­je terug. Er kwa­men wat jon­ge­ren naar bui­ten. Stu­den­ten waar­schijn­lijk, gezien de buurt waar ik me bevond. En ik had gezien dat het gebouw een avond­school huis­vest­te. Alleen had ik niet ver­wacht dat ze zo laat nog open waren. In ieder geval gaf het mij de kans aan hen te vra­gen of ze bekend waren met hotel Lol et Lola. Want Engels zou­den de mees­ten wel spreken.

Wel, Engels spra­ken ze alle­maal. Maar van Lol et Lola had­den ze nog nooit gehoord. Het leek of ze het bord waar ik hen op wees voor de eer­ste keer zagen. Ze scha­kel­den over op Roe­meens om met elkaar te over­leg­gen zon­der het gewens­te resul­taat. Ik gaf aan dat het geen pro­bleem was.

De ingang moest zich hier ergens onder onze neus bevin­den. Kwes­tie van goed kijken.

Voor een twee­de keer liep ik het steeg­je in. Bij het hek aan­ge­ko­men keer­de ik dit­maal naar links. Ik had het goed gezien. Dood­lo­pend in een klein par­keer­plaats­je voor de bewo­ners. Ok, ik gaf het op. Terug bij het hek haal­de ik de order­be­ves­ti­ging uit mijn rug­zak om het tele­foon­num­mer op te zoe­ken. Net op dat moment kwam er een auto het steeg­je inge­re­den. Met een hoop gepiep en gekraag kwam het hek in beweging.

Ik rook mijn kans en klop­te op het raam­pje van de auto die nu stil­stond tot­dat het hek vol­le­dig open was. De bestuur­der liet aar­ze­lend het raam­pje zak­ken. ‘Do you know whe­re I can find hotel Lol et Lola?’ Ik gok­te erop dat hij Engels ver­stond. Dat deed hij. Vrien­de­lijk lachend wees hij voor zich uit. In de ver­te, aan het eind van de oprit zag ik een gebouw met het­zelf­de logo als aan de straat.

Nu viel me pas op dat er een minis­cuul bord­je aan het hek beves­tigd was. Ook weer met het­zelf­de logo van het hotel. Ernaast zat een deur­bel. Ik bedank­te de man en liep rich­ting het hotel. Het was kwart over twaalf. Om half een sliep ik. Ik had er weer een mooi ver­haal bij. 

Geef een antwoord