Geen 1 april, wel een hoop misverstanden

Eer­ste deel – zes­tien­de hoofdstuk
Over het­geen de geest­rij­ke rid­der over­kwam in de her­berg, die hij voor een kas­teel aanzag

Het The­a­ter van de Lach. Ik moest er weer eens aan den­ken bij het lezen van Don Qui­chot. Hoofd­stuk 16 is name­lijk één gro­te klucht waar­in aller­lei mis­ver­stan­den de hoofd­rol spe­len. Plaats van han­de­ling: de zol­der­ka­mer van een herberg.

Om te begin­nen is het vol­gens Don Qui­chot geen her­berg maar een kas­teel waar ze gast­vrij ont­van­gen wor­den na hun sma­de­lij­ke afran­se­ling door de paar­den­drij­vers. In de doch­ter van de her­ber­gier die hen zo goed en kwaad als ze kan ver­zorgt en van een bed op zol­der voor­ziet, meent hij een bekoor­lij­ke prin­ses te her­ken­nen voor wiens schoon­heid hij zeker gezwicht zou zijn ware daar niet de gelof­te van trouw aan zijn mees­te­res­se Dul­ci­nea van El Toboso.

Op de zol­der­ka­mer is ech­ter een der­de gast die daar de nacht door­brengt. Een ezel­drij­ver die een oog­je had laten val­len op de hulp in de bediening:

een Astu­ri­sche meid met een breed gezicht, een plat ach­ter­hoofd en een stom­pe neus, aan één oog blind en met het ande­re bij­zien­de; maar de beval­lig­heid van haar lichaam won het van al deze gebreken.
[p.107]

Als de nacht valt kan Don Qui­chot van de pijn in zijn lichaam de slaap niet vat­ten en wordt tevens gekweld door de gedach­te aan de doch­ter van de her­ber­gier die vast en zeker hem zal komen opzoe­ken zodra ieder­een in die­pe rust is ver­zon­ken. Hoe haar van het lijf te hou­den om zijn eed niet te breken?

Niet veel ver­der ligt de ezel­drij­ver zich onder­tus­sen te ver­lek­ke­ren aan de naken­de komst van de dienst­meid waar­mee hij een afspraak had gemaakt

om het samen eens goed te heb­ben, en ze had hem op haar woord beloofd dat ze zodra de gas­ten te bed waren en de baas en zijn vrouw slie­pen, bij hem zou komen en hem ter wil­le zijn in wat hij maar wou.
[p.108]

Niet veel later komt inder­daad de dienst­meid de zol­der inge­slo­pen. Op de tast loopt ze recht in de armen van Don Qui­chot die haar niet laat gaan en een heel betoog afsteekt over zijn goe­de bedoe­lin­gen die geen ruim­te laten voor amou­reu­ze han­de­lin­gen met haar (van wie hij nog steeds denkt dat het de doch­ter van de her­ber­gier aka kas­teel­heer is). Ter­wijl zij niets begrijpt van het geraas­kal door Don Qui­chot ziet de ezel­drij­ver dat zijn one-night stand zich pro­beert te ont­wor­ste­len aan de grip van onze dwa­len­de rid­der en schiet haar te hulp. Bin­nen de kort­ste keren ont­aardt dit alles in een gewel­di­ge vecht­par­tij waar­bij de dienst­meid weet te ont­snap­pen maar daar­bij boven op San­cho Pan­za terecht­komt die in blin­de paniek om zich heen begint te slaan.

Inmid­dels was de her­ber­gier wak­ker gewor­den die al een ver­moe­den had dat de dienst­meid wat zou gaan rom­me­len met een van zijn gas­ten. Het duurt niet lang voor­dat hij zich ook in het strijd­ge­woel op zol­der mengt.

En zoals het oude rijm zegt: ‘de kat op de rat, de rat op het touw, het touw op de galg’, zo sloeg de voer­man San­cho, San­cho de meid, zij hem, en de waard haar, en ieder­een had de han­den zo vol, dat nie­mand tot beda­ren kwam.
[p.111]

Als­of het alle­maal nog niet genoeg is, over­nacht er boven­dien een lid van de Her­man­dad in de her­berg. Wan­neer deze pools­hoog­te komt nemen vlucht ieder­een in de ver­war­ring die dan ont­staat (het licht van de kan­de­laar is uit­ge­gaan) terug naar zijn of haar eigen plek in de her­berg. Tegen de tijd dat het de wets­die­naar is gelukt om nieuw licht te laten schij­nen op de situ­a­tie vindt hij een bewus­te­lo­ze Don Qui­chot aan zijn voe­ten. Leg dat maar eens uit.

~ ~ ~