Zonder whiskey naar Cluj

Het was rond het mid­dag­uur. Ons vlieg­tuig naar Cluj-Napo­ca zou over een uur­tje ver­trek­ken. Om de tijd te doden bestel­den we een brood­je knak­worst en wat fris­drank. Een tafel­tje ver­der zaten drie man­nen onder­uit­ge­zakt met Ach­ter­hoek­se tong­val ster­ke ver­ha­len te ver­tel­len. Ze had­den al enke­le fles­jes bier weg­ge­tikt. Een vier­de kame­raad schoof niet veel later aan met een 5 liter­fles whis­key. Die was voor op de plaats van bestem­ming. Daar­mee zou­den ze de week wel door­ko­men was de gedachte.

Mijn col­le­ga en ik vroe­gen ons af wat ze in hemels­naam in Roe­me­nië gin­gen doen. Het moest wel iets ver­schrik­ke­lijks zijn als je er een liter whis­key per dag voor nodig had om het ’s avonds te ver­wer­ken. Of iets fees­te­lijks. Dat kon natuur­lijk ook. Tegen de tijd dat de onboar­ding begon waren de man­nen al rede­lijk dron­ken. Geluk­kig had­den ze een vlucht naar Boe­ka­rest en zou­den we van hen geen last heb­ben. Lal­lend wron­gen ze zich naar voren met hun pri­o­ri­ty tic­kets ter­wijl wij de ande­re gate opzochten.

Bij het ver­trek zag ik iets wat me nooit eer­der was opge­val­len. Twee mede­wer­kers van het grond­per­so­neel lie­pen een heel stuk mee met het vlieg­tuig. Een van hen had een lijn vast die aan het vlieg­tuig beves­tigd was. Als­of ze een hond uit­liet. Pas toen we rich­ting de start­baan gin­gen haak­te ze de lijn los en lie­ten ze ons gaan. De wij­de wereld in. Auto­ma­tisch zwaai­de ik nog even naar hen.

Boven Dort­mund was het voor de ver­an­de­ring eens niet al te bewolkt. Een mooie gele­gen­heid om wat foto’s te maken.

Op de plaats van bestem­ming wer­den we opge­haald door wat inmid­dels een ver­trouw­de taxi chauf­feur voor ons is. Het was dege­ne die me tij­dens een vorig ver­blijf had toe­ver­trouwd een zwak te heb­ben voor klei­ne hond­jes die je in Cluj her en der ver­la­ten rond ziet zwer­ven. Zelf had hij er een­tje in huis gehaald waar zijn ouders voor zorg­den op de uren dat hij aan het werk was. Hij woon­de nog thuis, dus dat was makkelijk.

Hij was ver­baasd dat we eerst nog naar kan­toor gin­gen. Nu nog? Het was toch bij­na ein­de werk­tijd? Gela­ten ver­tel­den we hem dat er een test­ses­sie op het pro­gram­ma stond van acht uur. Waar­schijn­lijk zou­den we moe­ten door­wer­ken tot een uur­tje of drie in de vroe­ge och­tend. Waar we zin in had­den, merk­te hij op. Dat vroe­gen we ons­zelf ook af.