20181103–1

Zaterdagochtend

In de vroe­ge och­tend werd ik opge­haald voor een rit­je rich­ting Alba coun­ty. De eer­ste stop zou zijn bij het plaats­je Colțeș­ti, waar we in de heu­vels een oud fort zou­den opzoe­ken. Vol­gens Goog­le Maps was de ver­wach­ting om er zo’n ander­half uur over te doen, maar in de prak­tijk bleek dat toch anders te zijn. In totaal waren we meer dan twee uur onder­weg wat voor­na­me­lijk te wij­ten was aan de erbar­me­lij­ke staat van de wegen. Er zijn hoog­uit een vier­tal snel­we­gen in Roe­me­nië die je alleen met de bes­te wil van de wereld kunt ver­ge­lij­ken met de stan­daard kwa­li­teit van onze secun­dai­re wegen. Voor de rest moet je maar afwach­ten wat de gesteld­heid is. Het kan zomaar dat je enke­le kilo­me­ters een pri­ma weg­dek hebt met hoog­uit wat klei­ne gaten, om dan plots over te gaan op stuk­ken ruw asfalt of in het slecht­ste geval hele­maal geen asfalt maar zand en grind.

We par­keer­den de auto aan de rand van het dorp en namen nog een slok water voor­dat we ver­trok­ken voor onze eer­ste wan­del­tocht. Het fort had­den we van­af de door­gaan­de weg in de ver­te kun­nen zien maar nu wat het aan ons oog ont­rok­ken. Pas toen we op een pla­teau aan­kwa­men zagen we in de ver­te de con­tou­ren boven een heu­vel uit­ste­ken. Hoe­wel het pad tot nu toe niet echt steil was moesten we even op adem komen. Er stond geen zucht­je wind. Bin­nen de kort­ste keren liep het zweet over mijn voor­hoofd als­of ik ren­nend de heu­vel op was gekomen.

Het laat­ste gedeel­te was wel steil en met mijn schoe­nen die niet voor dit ter­rein geschikt waren gleed ik regel­ma­tig weg. Voor­zich­tig zocht ik naar vas­te onder­grond om niet naar bene­den te schui­ven met mijn came­ra in de hand. Een­maal boven was het genie­ten van het gewel­di­ge uit­zicht maar bleef het link omdat er geen enkel onder­houd bij het fort gere­geld is. Over­al lagen rots­blok­ken en ste­nen die het moei­lijk maak­ten om het fort in z’n geheel goed te kun­nen bekijken.

Van­af deze plek was de berg goed te zien die we in de namid­dag op het pro­gram­ma had­den staan. Maar het was al laat van­we­ge de lan­ge auto­rit en ook de wan­del­tocht nam meer tijd in beslag omdat ik op mijn schoe­nen niet lek­ker kon door­lo­pen. Dus het leek er niet op dat we van­daag naar de top van die berg zou­den gaan. Hoog­uit tot halverwege.

Maar eerst was het plan om in het dorp bene­den een res­tau­rant op te zoe­ken voor een wel­ver­dien­de lunch.

Op de weg terug naar de auto viel me nu pas hoe ver­val­len som­mi­ge van de hui­zen waren. Veel van de jeugd trekt weg uit deze dor­pen waar een hoop armoe­de heerst. De ach­ter­blij­vers ont­breekt het aan vol­doen­de geld om hun hui­zen in goe­de staat te hou­den. De ver­wach­ting is dat in de nabije toe­komst de ‘nieu­we rij­ken’ hier hun vakan­tie­huis­je plan­nen en de oor­spron­ke­lij­ke bewo­ners lang­zaam maar zeker weg­trek­ken naar elders omdat het dan hele­maal te duur wordt.

Aan de ande­re kant van het dorp stond een Hon­gaars res­tau­rant waar­van we eerst dach­ten dat het vol­le­dig geres­tau­reerd was. Maar het bleek nieuw­bouw (uit 2005) te zijn. De gou­lash, geser­veerd in tra­di­ti­o­ne­le hang­pan­ne­tjes smaak­te er niet min­der om. En ook hier had­den we weer een adem­be­ne­mend zicht op de berg die we spoe­dig gin­gen opzoe­ken nadat het eten een beet­je was gezakt.