Woensdag, 2 januari 2019

Hard­lo­pen:
De twee­de dag van het jaar staat voor de eer­ste dag dat ik met m’n hard­loop­schoe­nen aan weer een rond­je ben gaan ren­nen. In 2017 en 2018 heb ik gemerkt dat ik meer bles­su­re­ge­voe­lig ben dan ik eigen­lijk wil toe­ge­ven. Wel­licht begin­nen de jaren toch te tel­len. Met Sur­vi­val­run ben ik al nood­ge­dwon­gen moe­ten stop­pen omdat elle­boog­bles­su­res en een terug­ke­ren­de kuit­kramp het zo goed als onmo­ge­lijk maken een run fat­soen­lijk uit te lopen. En vorig jaar heb ik ook nog eens een enke­le keer een ‘nor­ma­le’ hard­loop­run voor­bij moe­ten laten gaan omdat het lichaam niet goed genoeg voel­de om de uit­da­ging aan te gaan.

Het bete­kent niet dat ik nu hele­maal stop. Nee hoor, ik ga gewoon lek­ker door met hard­lo­pen. Dit jaar ga ik pro­be­ren de drie dagen regel te vol­gen waar ik hier al eens eer­der over schreef en die rede­lijk sim­pel is:

  • nooit meer dan drie dagen ach­ter elkaar hardlopen
  • nooit meer dan drie dagen ach­ter elkaar niet hardlopen

Omdat ik de afge­lo­pen weken nau­we­lijks aan sport heb gedaan ben ik van­daag rus­tig begon­nen, en ik zal ook de komen­de tijd de boel niet for­ce­ren zelfs als het lek­ker gaat (zoals van­daag), en me zeker niet met­een inschrij­ven voor weer een nieu­we run zon­der dat ik weet of het me gaat luk­ken zon­der al te veel bles­su­res regel­ma­tig te blij­ven hard­lo­pen. Eens zien wat me 2019 dan zal bren­gen op spor­tief gebied.

[3,56 km hard­lo­pen; 21:42 minuten]

Lezen — fic­tie:
In Mooi dood­lig­gen van A.F.Th. van der Heij­den las ik de vol­gen­de pas­sa­ge waar­in de Rus­si­sche hoofd­per­soon ver­telt hoe hij van zijn Neder­land­se vriend leert waar het ‘jonas­sen’ van­daan komt:

Natan had me ver­haald over een Neder­lands gebruik, al stam­mend uit de Gou­den Eeuw, van voor de stich­ting van Sint-Peters­burg: het ‘jonas­sen’. Iemand werd in een laken gewik­keld door omstan­ders vast­ge­hou­den en ‘gejo­nast’, door elkaar geschud, en onder het zin­gen van ‘Jonas die in de wal­vis zat / van je een, van je twee, van je drie…’ om ver­vol­gens omhoog te wor­den gegooid.
[p.190]

En ik moest den­ken aan Jonas Pan­za…, de betreu­rens­waar­di­ge knecht van Don Qui­chot die dit typisch(?) Neder­land­se gebruik in Span­je lijd­zaam moest ondergaan.