Woensdag, 16 januari 2019

Op dezelf­de wen­tel­trap als gis­ter zit van­daag een vrouw. Voor­dat ik haar zie hoor ik al dat er een stuk­je ver­der­op omhoog iemand zich op de trap bevind. Zou het weer die vrouw met hoog­te­vrees zijn die een nieu­we poging onder­no­men heeft om haar groot­ste angst recht in de ogen te kij­ken? Is ze bezig zich­zelf moed in te pra­ten? Niet bij de tre­des neer te gaan zit­ten?  Eer­lijk gezegd kan ik me dat niet voor­stel­len, maar ik wil me aan­ge­naam laten ver­ras­sen en ben op alles voor­be­reid. Ik neem me voor als zij het echt is om dan vol­op tot hulp te zijn haar ver­der te bege­lei­den naar de ver­die­ping waar ze wil zijn.

Een aan­tal tre­des hoger krijg ik zicht op dege­ne die beslo­ten had niet meer ver­der te gaan. Het is inder­daad een vrouw. Erg jong nog. Gehuld in een ver­pleeg­sters­uni­form (hoe­wel ik dat niet met zeker­heid kan zeg­gen) zit ze tegen de bui­ten­leu­ning van de trap geleund. Ik heb even het idee dat ze een siga­ret zit te roken maar dat slaat natuur­lijk ner­gens op. Het trap­pen­huis is een plek waar mis­schien niet zoveel men­sen gebruik van maken toch lijkt het me niet de meest voor de hand lig­gen­de loca­tie om stie­kem een peuk­je weg te paf­fen. Ze is bezig de trap te poet­sen. Met een emmer­tje naast haar en een niet al te schoon doek­je in de hand wrijft ze rede­lijk onge­ïn­spi­reerd over de tre­de waar­op ze zojuist had geze­ten. Althans zo stel­de ik me dat voor. Dat ze van boven­af komend al wrij­vend op weg is naar de kelder.

Ik excu­seer me voor het geval ik met mijn schoen­zo­len haar nij­ve­re werk onge­daan zou maken en omzeil voor­zich­tig de emmer die mid­den op de trap­tre­de staat. Ze mom­pelt iets wat ver­lo­ren gaat in de slech­te akoes­tiek van de hol­le buis waar we ons in bevin­den. Omdat ik het niet ver­sta draai ik me om en wil vra­gen of ze het mis­schien kan her­ha­len. Het is ech­ter niet tegen mij gericht zo merk ik nu pas. Ze heeft een draad­loos dop­je in haar oor en is in gesprek met iemand. Ik vraag me of ze me mij wel gezien heeft nu ik zie hoe vol­le­dig ze opgaat in de con­ver­sa­tie met waar­schijn­lijk een goe­de vrien­din en onder­wijl op de auto­ma­ti­sche piloot bezig is haar cor­vee uit te voeren.

Zacht­jes flui­tend om haar niet te sto­ren ver­volg ik mijn tocht naar een hoge­re eta­ge alwaar ik mijn zie­ken­huis­be­zoek vol­gens voor­lo­pi­ge plan­ning voor de laat­ste keer ga afleg­gen. De pati­ënt mag mor­gen weer naar huis.