20190224 — zondag

Hoe meer zie­len, hoe meer liefdesverdriet

Eer­ste deel – Acht­en­twin­tig­ste hoofdstuk:

Het­welk han­delt over het nieuw en ver­kwik­ke­lijk avon­tuur dat de pas­toor en de bar­bier in het­zelf­de geberg­te overkwam

Niet gehin­derd door eni­ge ken­nis ver­keer­de ik altijd in de ver­on­der­stel­ling dat het boek Don Qui­chot voor­na­me­lijk was opge­bouwd uit vele afge­ron­de hoofd­stuk­ken waar iede­re keer Don Qui­chot en/of zijn knecht San­cho cen­traal ston­den en aller­lei avon­tu­ren beleef­den ter­wijl ze door het Spaan­se land trek­ken. Tot een aan­tal hoofd­stuk­ken gele­den leek mijn lees­er­va­ring over­een te komen met het beeld dat ik ervan had. Ik moet dat ech­ter bijstellen.

Zo heel af en toe ging een ver­haal over twee of soms drie hoofd­stuk­ken, maar de hoofd­per­so­nen ble­ven onze twee hel­den. Dat is aan het ver­an­de­ren sinds ze het geberg­te Sier­ra More­na zijn bin­nen­ge­re­den. Diep in het meest onher­berg­za­me gedeel­te komen ze in con­tact met de jon­ge­man Car­de­nio die zich heeft afge­zon­derd van alles en ieder­een om alleen te zijn met zijn lief­des­ver­driet. Wat zich pre­cies heeft voor­ge­val­len krij­gen we we niet in één keer te horen. De infor­ma­tie komt dan weer via de her­ders en dan weer via Car­de­nio zelf.

De lot­ge­val­len van Car­de­nio zijn voor Don Qui­chot reden om zich ook plots op een gelij­ke manier in het lief­des­ver­driet te stor­ten omdat hij paral­le­len ziet met roem­ruch­te rid­der­ver­ha­len uit het ver­le­den. San­cho wordt er opuit gestuurd om beves­ti­ging te zoe­ken bij Dul­ci­nea van El Tobo­so dat zij (die van niets weet) gedu­ren­de de afwe­zig­heid van Don Qui­chot niet op de avan­ces van een ande­re aan­bid­der is inge­gaan. Onder­weg ont­moet San­cho de pas­toor en de bar­bier uit zijn dorp die op zoek zijn naar Don Qui­chot omdat ze er niet gerust op zijn dat hij in staat is voor zich­zelf te zor­gen en hem weer terug wil­len bren­gen naar zijn kasteel.

Omdat de pas­toor een idee heeft hoe ze Don Qui­chot kun­nen mis­lei­den om hem uit het geberg­te te lok­ken wijst San­cho hen de weg waar zijn mees­ter zich ver­schanst heeft. Op hun tocht ont­moe­ten ze Car­de­nio en krij­gen ze van hem uit de eer­ste hand meer details te horen over zijn tries­te geschie­de­nis, waar­van San­cho al het een en ander uit de doe­ken heeft gedaan. Bij aan­vang van dit hoofd­stuk horen ze plots een ander per­soon zich bekla­gen over hoe onrecht­vaar­dig en hard het nood­lot een onschul­dig iemand kan treffen:

“O, mijn God! Heb ik dan wer­ke­lijk de plaats gevon­den voor het een­zaam graf waar­in de zwa­re last van dit lichaam, die ik zo node mee­draag ein­de­lijk rus­ten kan? Als de stil­te dezer ber­gen mij niet bedriegt, is het waar. Ach ik arme, wee mij, hoe­veel wel­ko­mer gezel­schap dan enig men­se­lijk wezen zul­len mij deze rot­sen en strui­ken zijn die mij toe­staan met mijn klach­ten mijn onge­luk ten hemel te sla­ken, want geen ster­ve­ling ter aar­de biedt mij raad in twij­fel, troost in leed of hulp in nood!”
[p.202]

Het onher­berg­za­me gebied blijkt een druk­ke ver­za­mel­plek te zijn voor vele slacht­of­fers van menig nood­lot­ti­ge gebeur­te­nis waar het de lief­de betreft, want ook hier is daar spra­ke van zo leert het gezel­schap wan­neer zij con­tact maken met de per­soon die bij een kab­be­lend rivier­tje druk doen­de is de voe­ten te was­sen en hen niet had zien aan­ko­men. Wat zij ech­ter niet zien aan­ko­men is dat de onge­luk­ki­ge aan het water geen jon­ge­man is maar een zeer knap­pe jon­ge­da­me. Na enig aan­drin­gen doet zij haar ver­haal en het wordt voor Car­de­nio al heel snel dui­de­lijk wie zij is.

Daar­voor moe­ten we terug naar hoofd­stuk 24 waar hij ver­tel­de hoe zijn gelief­de Luscin­da nog even moest wach­ten voor­dat zij zich in de echt kon­den ver­e­ni­gen omdat Car­de­nio door zijn vader naar de her­tog gestuurd werd om daar een tijd aan het hof te ver­blij­ven. Een­maal aan het hof raakt Car­de­nio bevriend met Don Fer­nan­do, de jong­ste zoon van de her­tog. Deze is op zijn beurt tot over de oren ver­liefd op de doch­ter van een rij­ke boer en heeft zijn zin­nen op haar gezet ondanks dat zijn vader de her­tog, indien dit hem ter ore zou komen geen toe­stem­ming zou geven voor een huwe­lijk omdat de boe­ren­fa­mi­lie, hoe rijk ook geen par­tij voor zijn zoon zou zijn. Don Fer­nan­do weet ech­ter het boe­ren­meis­je in bed te pra­ten met de belof­te haar te huwen. Na geda­ne (sek­su­e­le) zaken maakt hij zich ech­ter uit de voe­ten, het meis­je met een gebro­ken hart en ont­eerd achterlatend.

Wel­nu, laat dat nu juist de beval­li­ge jon­ge­da­me aan de oever zijn die zij hier bij toe­val ont­moet heb­ben. Haar naam is Doro­tea en nadat zij heeft ver­teld hoe Don Fer­nan­do haar op slink­se wij­ze bedro­gen heeft en ver­vol­gens ver­dwe­nen is, ont­vlucht zij met hulp van een boe­ren­knecht haar ouder­lijk huis op zoek naar haar gevlo­gen ver­lei­der. Enke­le dagen later komt zij aan in het stad­je waar ze hoort dat Don Fer­nan­do inmid­dels in het huwe­lijk is getre­den met Luscin­da, de aan­staan­de bruid van Car­de­nio. Ook weet ze te ver­tel­len wat er in de brief stond die Don Fer­nan­do bij toe­val in han­den kreeg toen Luscin­da in kat­zwijm viel. De inhoud was voor hem reden om aller­eerst Luscin­da aan te val­len ter­wijl ze nog bui­ten bewust­zijn was en toen hij hier­van weer­hou­den werd door de omstan­ders zijn kers­ver­se bruid ach­ter te laten en te ver­dwij­nen. Ook Luscin­da ver­trok in het geniep een­maal zij weer bij ken­nis was, dit tot wan­hoop van haar ouders.

Doro­tea, die nog eni­ge hoop had Don Fer­nan­do te vin­den en hem mis­schien over te halen als­nog met haar in het huwe­lijk te tre­den nu de hele cere­mo­nie met Luscin­da op een fias­co was uit­ge­lo­pen, moest helaas onder­dui­ken omdat de stads­om­roe­per mel­ding maak­te van een belo­ning voor wie haar kon vin­den. Ook zij trok zich terug in het Sier­ra Moreno geberg­te waar ze aller­eerst las­tig geval­len werd door de boe­ren­knecht die al die tijd haar trouw ver­ge­zeld had maar nu zijn kans zag om van de situ­a­tie mis­bruik te maken. In de wor­ste­ling die onstond wist Doro­tea met al haar kracht hem van zich af te duwen recht een afgrond in waar ze hem aan zijn lot over­liet. Daar­na zocht ze, ver­kleed als jon­ge­man emplooi bij een vee­boer die helaas voor haar op een gege­ven moment ach­ter haar ware geslacht kwam en het ook niet kon laten zijn hand­jes thuis te hou­den. Opnieuw nam ze de vlucht en trok ver­der het geberg­te in alwaar zij zich vei­lig waan­de tot­dat zij ont­dekt werd tij­dens het was­sen van haar voeten.

Het is mooi hoe je door deze ver­an­de­rin­gen van per­so­na­ges die ieder op zich hun deel van het ver­haal ver­tel­len gaan­de­weg het tota­le plaat­je en al wie erbij betrok­ken was van­uit wis­se­lend per­spec­tief mee­krijgt. Ik had dat zoals gezegd niet ver­wacht toen ik dit boek ging lezen en het maakt de lees­er­va­ring alleen maar rij­ker. Het lijkt me dat er nog geen ein­de geko­men is aan deze geschie­de­nis die begon bij Car­de­nio en ik ben benieuwd hoe het ver­der gaat en wat voor rol deze nieu­we per­so­na­ges in het ver­de­re ver­loop van het boek gaan spelen.