Aalscholver

Op ’t eind van de dag die ik zon­der grap­pen en grol­len was door­ge­ko­men riep Inge mij om naar de voor­deur te komen. Er zou een aal­schol­ver aan de over­kant van de straat staan. ‘Tuur­lijk!’, riep ik, en bleef zit­ten waar ik zat met een poes en boek op schoot. Nadat ze me nog een keer­tje geroe­pen had, kwam ik toch maar even kij­ken. De aal­schol­ver stond er inder­daad. In de laat­ste zon­ne­stra­len van de dag een beet­je op te dro­gen. Een mooi gezicht.

~ ~ ~