De Sade weer eens op de leeslijst zetten?

Ooit, in de tijd dat ik nog op de mid­del­ba­re school zat en vei­lig bij mijn ouders in huis woon­de nam mijn moe­der zomaar spon­taan een abon­ne­ment op de ECI. Bij deze boe­ken­club moest je elke maand een boek bestel­len want anders kreeg je er een­tje toe­ge­stuurd die zij voor jou had­den gese­lec­teerd. Ik las in die tijd al alles wat los en vast zat in de plaat­se­lij­ke bibli­o­theek en waar­om mijn moe­der lid werd van de ECI is me eigen­lijk een raad­sel. Mis­schien vond ze het wel goed dat we een eigen ver­za­me­ling boe­ken in huis moesten heb­ben om uit te stal­len in de boe­ken­kast die voor­al dienst deed om foto­lijst­jes en ande­re prul­la­ria ten toon te stellen.

Omdat er ver­der nie­mand in huis echt veel las was het aan mij om tij­dig een nieu­we bestel­ling te plaat­sen. Daar stak ik veel tijd in want het viel niet mee om uit het gro­te aan­bod iets fat­soen­lijks op te die­pen wat ik goed genoeg vond maar nog niet eer­der gele­zen had. Op een dag stuit­te ik op een boek van D.A.F. de Sade (1740–1814) met als titel Jus­ti­ne, of de tegen­spoed van de deugd­zaam­heid. Mis­schien had ik het al vele malen eer­der voor­bij zien komen zon­der dat het opge­val­len was, nu ech­ter bleef ik er bij han­gen waar­schijn­lijk omdat ik tij­dens een les­uur Fran­se lite­ra­tuur bekend was geraakt met de lot­ge­val­len en het werk van deze illus­te­re schrij­ver. Zou ik het aan­dur­ven iets van hem te bestel­len zon­der dat mijn ouders er iets vreemds van zou­den denken?

Het pro­bleem (in mijn ogen) was dat de omslag van het boek hoe­wel niet erg obsceen mis­schien toch wat vraag­te­kens zou oproe­pen. Ik besloot daar­om om er wat ande­re boe­ken bij te bestel­len van Fran­se auteurs onder het mom dat het me zou hel­pen de Fran­se taal wat beter onder te knie te krij­gen wan­neer ik twee ver­sies van het­zelf­de boek naast elkaar zou kun­nen leg­gen en dat het alle­maal titels waren op de lees­lijst voor dit school­jaar. Mooi ver­zon­nen, maar ver­der totaal nut­te­loos want net zoals de voor­gaan­de keren werd ook deze keer toen het pak­ket­je bin­nen­kwam het onge­o­pend op mijn slaap­ka­mer gelegd door mijn moe­der. Met bon­kend hart maak­te ik het ’s avonds open en begon met­een te lezen in Jus­ti­ne.

Daar is het niet bij geble­ven. Nadat ik deze vreem­de men­ge­ling van uiterst schok­ken­de por­no­gra­fi­sche scè­nes afge­wis­seld met lang uit­ge­spon­nen filo­so­fi­sche ver­han­de­lin­gen meer­de­re keren van voor naar ach­ter en weer terug had gele­zen durf­de ik het op een gege­ven moment ook aan boe­ken van de Sade van­uit de bibli­o­theek mee naar huis te nemen. Nog altijd ver­ge­zeld van wat Fran­se col­le­ga auteurs om de schijn op te wek­ken dat het mij niet echt alleen maar om de Sade zelf ging.

Naast de boe­ken die hij zelf had geschre­ven begon ik ook meer te lezen over zijn leven en wat ande­re schrij­vers over hem en zijn werk te ver­tel­len had­den. Weer later toen ik een­maal het ouder­lijk huis had ver­la­ten leg­de ik mijn eigen ver­za­me­ling de Sade boe­ken aan en tij­dens mijn uni­ver­si­tai­re stu­die Geschie­de­nis heb ik hem als onder­werp geno­men voor een opdracht waar de bio­gra­fie als his­to­ri­sche bron cen­traal stond. Ik ver­diep­te me opnieuw gron­dig in twee nieu­we bio­gra­fi­ën die recen­te­lijk uit­ge­ko­men waren en her­las nog enke­le boe­ken van hem om goed voor de dag te komen. Vol­gens mij is het zowat de laat­ste keer geweest dat ik iets van hem of over hem gele­zen heb met uit­zon­de­ring natuur­lijk van een inci­den­teel arti­kel of ver­wij­zing naar De Sade die nog steeds regel­ma­tig opdui­ken in tijd­schrif­ten, kran­ten of boeken.

Zoals nu dus in het laat­ste boek van Peter Buwal­da, Otmars zonen:

Na een hal­ve minuut of zo pak­te ze het D.A.F. de Sade-boek. Juliet­te, of de voor­spoed van de ondeugd heet­te het. Het zag er gek uit: als een blok hout met voor­op een negen­tien­de-eeuws aan­doen­de foto van een meis­je van een jaar of twaalf dat een bos­je bloe­men vast­hield en een prul­le­rig jurk­je droeg. Zoals op som­mi­ge oude ansicht­kaar­ten was het geheel voor­zich­tig­jes inge­kleurd met aqua­rel­verf, tut­tig, nos­tal­gisch. Maar er was iets mee, het pseu­do-onschul­di­ge ‘ondeugd’ in de titel, het antie­ke vrou­wen­ge­zicht op de ach­ter­kant, een hoofd uit de prui­ken­tijd, dacht ze, de ogen onsma­ke­lijk gepuild.
[p.374]

Ik wist onmid­del­lijk over wel­ke uit­ga­ve van het ging, want deze had ik toe­val­lig zelf in mijn kast staan. Lang gele­den had ik het ergens in Utrecht op de kop getikt nadat ik het al veel eer­der gele­zen had als eer­ste boek na Jus­ti­ne omdat het de ultie­me omke­ring ervan is. Jus­ti­ne en Juliet­te zijn name­lijk zus­jes die na de dood van hun ouders aan hun lot wor­den over­ge­la­ten omdat de erf­ge­na­men meer oog voor het geld heb­ben dan de zorg­taak voor de twee meis­jes op zich wil­len nemen. Jus­ti­ne (de jong­ste van de twee) is ten ein­de raad, maar Juliet­te ziet de toe­komst juist uiterst roos­kleu­rig in. Zij is op haar vijf­tien­de al uiterst ver­dor­ven en pro­beert Jus­ti­ne te over­tui­gen dat zij zich geen zor­gen hoe­ven te maken mits ze zich een beet­je anders zou opstellen:

‘Je bent gek dat je je onge­rust maakt,’ ver­volg­de het wel­lus­ti­ge meis­je, ter­wijl ze naast Jus­ti­ne plaats nam. ‘Met ons uiter­lijk en onze leef­tijd hoe­ven we beslist niet van hon­ger om te komen.‘
En ze ver­tel­de haar hoe de doch­ter van een buur­vrouw die het ouder­lijk huis was ont­vlucht nu uit­ste­kend werd onder­hou­den en beslist veel geluk­ki­ger was dan ze thuis zou zijn geweest. [p.13, Jus­ti­ne, of de tegen­spoed van de deugd]

Jus­ti­ne gruwt ech­ter bij dit idee en al snel schei­den zich de wegen van de twee zus­jes, wat leidt tot twee boe­ken waar de Sade zich tot in het extre­me kan uit­wei­den over wat het bete­kent om je ener­zijds totaal deugd­zaam op te blij­ven stel­len onder alle omstan­di­gen en hoe slecht het lot je dan gezind zal zijn omdat dit gedrag in zijn ogen onna­tuur­lijk is en daar tegen­over wat het bete­kent wan­neer je alle rem­min­gen laat gaan en alles uit de kast haalt om de meest ver­re­gaan­de (sek­su­e­le en sadis­ti­sche) fan­ta­sie­ën te rea­li­se­ren. Fas­ci­ne­ren­de lec­tuur vond ik toen, en ik heb het met rode oor­tjes gele­zen. Wie weet is het weer eens tijd om opnieuw te zien waar­om ik het toen­der­tijd (het is inmid­dels toch alweer zo’n vijf­en­twin­tig jaar gele­den) met zoveel inte­res­se heb gele­zen en of de per­soon D.A.F. de Sade en zijn filo­so­fie me nog steeds kan bekoren.

Maar eerst ver­der in Otmars zonen.