LBO te Zeist

Pre­cies om zes uur zat ik in een rol­stoel bij een ver­der uit­ge­stor­ven uit­gang van het zie­ken­huis te wach­ten tot ik opge­pikt zou wor­den door Inge. Bui­ten was het 40 gra­den, bin­nen had­den ze een mat­je op mijn buik­wand geplaatst als hope­lijk afdoen­de reme­die tegen een liesbreuk.

We waren inmid­dels ruim drie maan­den ver­der na mijn eer­ste bezoek aan de huis­arts en de lies­breuk­ope­ra­tie waar ik al een tijd­je op had zit­ten wach­ten had niet plaats­ge­von­den in Zeve­naar waar de depen­dan­ce van Rijn­sta­te geves­tigd is, maar in de bos­sen van Zeist.

Hier, bij het lies­breuk­cen­trum in het dia­co­nes­sen zie­ken­huis kon ik bin­nen twee weken terecht nadat mijn huis­arts de ver­wij­zing bij Rijn­sta­te had inge­trok­ken omdat zij maar geen defe­ni­tie­ve datum kon­den geven en ble­ven scher­men met wacht­tij­den die in maan­den wer­den uitgedrukt. 

De ope­ra­tie zelf schijnt uit­ge­voerd te zijn in een rou­ti­ne­ma­ti­ge 10 minuut­jes. Toch waren we al met al een vol­le dag kwijt aan het hele gebeu­ren omdat het een zoge­naam­de ‘sin­gle visit’ afspraak was. In de och­tend een afspraak met de chi­rurg en daar­na de opna­me voor de ope­ra­tie die gepland stond voor 14 uur.

De metho­de waar ik voor geko­zen had was een kijk­ope­ra­tie waar­bij er rond­om je navel een drie­tal inci­sies wor­den gemaakt waar­door de came­ra­ploeg en het beno­di­ge mate­ri­aal alle ruim­te had. Een en ander vond plaats ter­wijl ik onder vol­le­di­ge nar­co­se was gebracht. Iets wat ik me niet meer kon heu­gen sinds ik in mijn kin­der­tijd aman­de­len had laten verwijderen.

De nar­co­se werd via een infuus toe­ge­diend en voor­af had ik nog een gezel­lig praat­je met het team dat hier­voor ver­ant­woor­de­lijk was. Bij toe­val bleek dat een van hen zowat bij ons om de hoek in Arn­hem Zuid had gewoond. Maar we her­ken­den elkaar niet. 

Ze vroe­gen waar­over ik zou gaan dro­men en ik gaf als ant­woord ‘hard­lo­pen’. Hoe ver? Acht­en­twin­tig kilo­me­ter. En toen was ik weer wak­ker en was alles ach­ter de rug.

Terug in de kamer waar we die dag met vijf lot­ge­no­ten onder het mes waren gegaan mocht de eer­ste van de groep (ik was de der­de in rij) bij­na naar huis. Zijn vrouw die hem kwam opha­len kreeg als advies mee om hem in toom te hou­den want hij wil­de die­zelf­de avond nog de hond gaan uit­la­ten. Iets wat hij beter maar niet kon doen.

Mijn buur­man ver­trok wat later maar was alweer snel terug met een gro­te bloed­vlek op z’n wit­te t‑shirt. Een van de inci­sies was spon­taan gaan bloe­den. Dat werk­te blijk­baar aan­ste­ke­lijk want niet veel later gebeur­de dat ook bij mij. Zo erg zelfs dat er een drie­tal extra hech­tin­gen gezet moesten wor­den en ik nog een uur­tje lan­ger ter obser­va­tie moest blijven. 

Of het te maken had met al dat bloed weet ik niet maar voor de man tegen­over mij werd het alle­maal te veel en hij werd flink mis­se­lijk. Zo mis­se­lijk dat hij voor de zeker­heid een kots­bak­je kreeg aan­ge­reikt. Uit­ein­de­lijk had hij er aan een­tje niet genoeg. 

Tot slot kwam de laat­ste patient bin­nen die al in de ver­koe­ver­ka­mer voor­zien was van extra hech­tin­gen maar daar niet genoeg aan had. Ook voor hem werd de dok­ter van dienst erbij geroe­pen om nog­maals wat bloe­din­gen te stel­pen. De alge­me­ne opi­nie was dat ofwel de chi­rug een nieu­we mes­sen­set in gebruik had geno­men of dat het war­me weer debet was aan de over­vloe­di­ge bloedstromen. 

Uit­ein­de­lijk mocht ik dan toch met een hoop advies de kamer ver­la­ten en zit ik nu te wach­ten tot­dat Inge de auto voor de uit­gang par­keert en ik weer naar huis mag. Het was me het dag­je wel.