Gatenwilg

De schaar moest er in. Na slechts twee jaar sinds de vori­ge knip­beurt hing de pruik van de treur­wilg alweer in vol ornaat tot net boven de grond. Niet dat dit slecht is, maar omdat we de schuur gaan ver­bou­wen in een soort van werk­plaats voor Inge met een groot raam erin moet er wel een beet­je uit­zicht zijn. Nu han­gen alle tak­ken pre­cies voor de plek waar het raam komt. 

We had­den ook gevraagd of enke­le dik­ke tak­ken of mis­schien wel een gedeel­te van de gesplits­te stam weg­ge­zaagd kon wor­den. Je moet er niet aan den­ken dat van­we­ge een hevi­ge voor- of najaars­storm er tak­ken afbre­ken en op de schuur terecht­ko­men. Laat staan dat de hele boom omwaait. 

De boom­ver­zor­ger stel­de ons ech­ter gerust. Zoals de treur­wilg er nu bij­staat ver­keert hij in pri­ma con­di­tie. Gezaag kan alleen maar een rot­tings­pro­ces in gang zet­ten. En dat is voor de lan­ge ter­mijn funest. Het is veel beter om regel­ma­tig de boom te snoei­en en dan te kij­ken hoe het met de gezond­heid is gesteld is. Ingrij­pen kan dan als­nog indien nodig.

’s Avonds bekeek de boom in al zijn kaal­heid aan­dach­tig en zag dat op vele plaat­sen er gaten gehakt waren door spech­ten die we wel heel vaak hoor­den, maar zel­den te zien kre­gen. Ze had­den flink hun best gedaan. Voor­lo­pig zul­len ze wel weg­blij­ven tot­dat er weer wat beschut­ting is en ze uit het zicht ver­der kun­nen gaan met hun noes­te arbeid. Als het maar geen rot­tings­pro­ces in gang zet. 

Geef een antwoord