20191020

Mijlpaal

Na ruim twee maan­den voor­zich­ti­ge toe­na­de­ring is het gis­ter voor het eerst gelukt Oskar de zwerf­kat te aai­en. Nou ja, aai­en is mis­schien nog een te groot woord. Laten we zeg­gen dat hij aan­ge­raakt kan wor­den ter­wijl we zijn bak­je eten klaar zet­ten. Hij is daar inmid­dels zo ver­trouwd mee geraakt dat hij niet meer schrikt van een onver­wach­te bewe­ging. Zo lang we maar tegen hem blij­ven pra­ten lijkt hij alles goed te vin­den. En zo luk­te het dus deze och­tend om het bak­je vast te blij­ven hou­den ter­wijl hij er al uit begon te eten zodat ik met mijn duim con­tact kon maken zon­der dat hij daar pro­ble­men mee had.

Hier heb ik het bij gela­ten. De komen­de maan­den gaan we het fysie­ke con­tact ver­der uit­brei­den. Alles natuur­lijk met weder­zijd­se toe­stem­ming en op z’n tijd.

Weak-kneed

But I’m not very good at giving peo­p­le order­ly expla­na­ti­ons of things. [p.121]

Ik lees The Wind-up Bird Chro­ni­cle van Haruki Mura­kami. De dag voor­dat ik naar Cluj zou ver­trek­ken besloot ik op het laat­ste moment niet Gödel, Escher, Bach mee te nemen maar een iets vlot­ter lezen­de roman. Dat bleek geen slecht idee. Veel tijd om te lezen had ik niet en de spaar­za­me momen­ten die ik wel had kon ik met het boek van Mura­kami ont­span­nen­der door­bren­gen dan ik waar­schijn­lijk had kun­nen doen met het com­plexe werk van Hof­stad­ter. Alleen na terug­komst is het moei­lijk scha­ke­len. Lie­ver lees ik nog een tijd­je ver­der in ’the wind-up bird’, want Mura­kami heeft me weer eens ouder­wets te pak­ken. Waren tot nu toe Nor­we­gi­an Wood en 1q84 mijn favo­rie­te titels, nu al kan ik daar The Wind-up Bird Chro­ni­cle zon­der het hele­maal uit­ge­le­zen te heb­ben aan toevoegen. 

De oor­spron­ke­lij­ke ver­sie in het Japans is gepu­bli­ceerd als drie los­se delen in de peri­o­de ’94-’95 en veel thema’s zijn her­ken­baar van eer­de­re (en late­re) romans zon­der dat dit gaat ver­ve­len of over­komt als een her­ha­ling van zet­ten: coming of age, zelf­moord, vriend­schap, jeug­di­ge onze­ker­heid, ver­krach­ting, een onbe­sten­dig altijd aan­we­zi­ging drei­ging van gevaar zon­der dat dui­de­lijk is waar het van­daan komt, en dat alles in een gebied waar­van nooit echt dui­de­lijk wordt waar de scheids­lijn is tus­sen rea­li­teit en droom (of fantasie/mystiek). Het zijn gro­te uni­ver­se­le thema’s die het ver­die­nen om keer op keer verder/anders uit­ge­diept te worden.

En op iede­re blad­zij­de staat wel een zin die me treft als een aha-moment en/of die eruit springt door de pure schoon­heid van de taal of ach­ter­lig­gen­de gedach­te. De ach­ter­flap laat een aan­be­ve­ling zien die komt uit The Inde­pen­dent on Sun­day waar ik het roe­rend mee eens ben: ‘How does Mura­kami mana­ge to make poe­try whi­le wri­ting of con­tem­po­ra­ry life and emo­ti­ons? I am weak-kneed with admiration.’