20191103

Waterblad

Omdat het wind­stil was deze och­tend leek me dat een goed moment de bla­de­ren bij elkaar te har­ken op het gazon. Het schijnt dat we een blad­bla­zer in de schuur heb­ben lig­gen en we wonen ook nog eens rede­lijk vrij­staand, dus de buren hoe­ven er geen last van te heb­ben maar toch ga ik lie­ver met de gras­hark aan de slag. 

Tus­sen de mil­joe­nen bla­de­ren die ik in de loop van de och­tend voor­bij zag komen viel me één exem­plaar in het bij­zon­der op. Het blad lag iet­wat gekromd op z’n rug zodat enke­le regen­drup­pels waren blij­ven lig­gen in de hol­ling. Ik nam een foto en zag pas deze avond dat er een soort van vlieg inder­daad van de gele­gen­heid gebruik had geno­men om te komen drin­ken of bad­de­ren. Of mis­schien wel allebei.

Repeterende herfstklussen

De bla­de­ren die ik al har­kend ver­za­mel stop ik in enke­le gro­te plas­tic zak­ken en zet die onder de over­kap­ping om te kun­nen dro­gen voor­dat ik ze weg­breng. Een vol­gend klus­je is het schoon­ma­ken van de dak­go­ten. Eerst die van het woon­huis waar­voor ik aan de zij­kant op het dak klim om zo een rond­je te maken. Ze lig­gen voor­na­me­lijk vol met bla­de­ren, maar ook veel hal­ve wal­no­ten en mos­sel­ach­ti­ge schel­pen waar­schijn­lijk uit de plas­sen ver­der­op. De vogels gebrui­ken ons dak om op hun gemak de noten en schelp­die­ren te ope­nen en leeg te eten. Mis­schien dat ik bord­je moet plaat­sen ‘Laat niet als dank voor het aan­ge­naam ver­po­zen…’. Voor de dak­go­ten bij de schuur moet ik tel­kens op en af de lad­der om die dan weer een stuk­je te ver­plaat­sen. Hier ligt het vol met wil­ge­bla­de­ren (van voor de kort­wie­king) en elze­t­ak­jes. Het duurt alle­maal lan­ger dan ik gedacht had. Maar het is rust­ge­vend werk.

Daar­na neem ik pau­ze. Tij­dens het drin­ken van een kop kof­fie lees ik ver­der in The Wind-up Bird Chro­ni­cle van Haruki Murakami:

Autumn was dra­wing to a clo­se, and a touch of win­ter hung in the air. As I always did at that sea­son, I rak­ed the dead lea­ves in the gar­den and stuf­fed them into plas­tic bags. I set a lad­der against the roof and clea­ned the lea­ves out of the gut­ters. The litt­le gar­den of the hou­se I lived in had no trees, bt the wind car­ried lea­ves in abun­dan­ce from the broadsprea­ding deci­duous trees in the gar­dens on both sides. I didn’t mind the work.

[p.343]