20200425 — Leven in tijden van Corona

Ach­ter in de tuin heb­ben we een kip­pen­ren staan. Die is momen­teel leeg omdat de kip­pen een tijd gele­den ver­moord zijn door waar­schijn­lijk een fret of soort­ge­lijk dier. De ren was niet vol­doen­de dicht­ge­maakt met gaas om dat moor­dend beest bui­ten te hou­den. Inmid­dels zijn we al een stuk opge­scho­ten met het her­me­tisch dicht­gren­de­len van het kip­pen­ver­blijf maar we zijn nog niet hele­maal klaar. Inge wil het zeke­re voor het onze­ke­re nemen en niet opnieuw een trau­ma­ti­sche erva­ring onder­gaan zoals vorig jaar. Dus ben ik van­daag bezig geweest om grond rond­om de kip­pen­ren weg te gra­ven zodat er bestra­ting gelegd kan wor­den als een zoveel­ste bar­ri­è­re ter voor­ko­ming van kippengenocide.

Ter­wijl ik daar mee bezig was had ik het idee gade­ge­sla­gen te wor­den. Zou het de buur­man zijn die af en toe ver­le­gen om een praat­je de erf­af­schei­ding opzoekt? Maar ik was bezig aan de ande­re kant van de tuin, dus dit lag niet voor de hand. Voor de zeker­heid zocht ik tus­sen de coni­fe­ren of ik hem zag, maar dat was niet het geval. Het kon natuur­lijk ook een van de zwerf­kat­ten zijn. De rode kater die we Oscar of Oskar gedoopt heb­ben (de menin­gen lopen uit­een) komt ons ook vaak ver­ge­zel­len als we in de tuin aan het werk zijn. Ook hem zag ik ech­ter ner­gens, hoe goed ik ook mijn best deed.

Tot ik opeens iets hoor­de ergens boven me. Ik keek omhoog naar wat het kon zijn. Opnieuw zag ik ner­gens bewe­ging. Had ik me ver­gist? Nee, toch niet. Pas nu viel me de gele sna­vel op die uit een gat van de treur­wilg stak. Een gat door een rode bon­te specht gehakt maar nu gekraakt door een kop­pel­tje spreeu­wen. Blijk­baar was er meer dan vol­doen­de ruim­te bin­nen want het gemak waar­mee de spreeu­wen in en uit vlie­gen gaf niet aan dat ze er veel moei­te voor hoef­de te doen. Het vrouw­tje zat neem ik aan al de eitjes uit te broe­den of was nog bezig het nest ver­der te fat­soe­ne­ren, en het man­ne­tje vloog af en aan met tak­jes of iets te eten. Ze waren er in ieder geval druk mee en hiel­den mij in de tus­sen­tijd goed in de gaten. 

Gerust­ge­steld ging ik ver­der met mijn werk.

~ ~ ~