20200610

Geen Peti­te Madeleines: 

Frag­ment uit de ver­strip­te ver­sie van À la Recher­che du Temps Per­du door Stép­ha­ne Heuet

De een-na-laat­ste stu­die­bij­een­komst van de Ori­ën­ta­tie­cur­sus Cul­tuur­we­ten­schap­pen deze avond. Opnieuw vir­tu­eel. En daar­om geen koek­jes voor ons. 

Nu had ik die waar­schijn­lijk toch wel mis­ge­lo­pen want vol­gens tra­di­tie wer­den die alleen geser­veerd in het stu­die­cen­trum Rot­ter­dam ter­wijl ik nor­maal gespro­ken naar Utrecht was gegaan. Maar goed nieuws voor de toe­kom­sti­ge stu­den­ten van deze oplei­ding aan de OU. Er gaat een recept gedeeld wor­den onder de stu­die­be­ge­lei­ders zodat bij de vol­gen­de stu­die­groep (indien de bij­een­kom­sten weer mogen plaats­vin­den in de stu­die­cen­tra) er vers­ge­bak­ken koek­jes klaar zul­len staan bij the­ma 5 Tijd en Ruimte.

Koek­jes bij de stu­die? Natuur­lijk heeft dit alles te maken met het boek (bestaan­de uit zeven delen) À la Recher­che du Temps Per­du van Mar­cel Proust dat in dit gedeel­te van de cur­sus aan bod komt. Ontel­ba­re keren heb ik erover gele­zen of heb ik ver­wij­zin­gen gezien naar zijn werk, maar zelf ben ik er nog nooit in begon­nen hoe­wel het me wel altijd aansprak. 

Geluk­kig kre­gen we een aan­tal dagen gele­den de opdracht een frag­ment uit deel twee, geti­teld Swan­ns kant op (oor­spron­ke­lij­ke titel: De côté de chez Swann) te bestu­de­ren als voor­be­rei­ding voor de stu­die­bij­een­komst. Mijn eerst ech­te ken­nis­ma­king met het werk van Mar­cel Proust was een feit! En ook nog eens de beken­de scè­ne waar de ik-per­soon door het proe­ven van een Peti­te Made­lei­ne in com­bi­na­tie met een kop­je thee terug­ge­voerd wordt naar zijn jeugd­ja­ren toen hij op bezoek bij zijn tan­te het­zelf­de voor­ge­scho­teld kreeg. Aller­lei her­in­ne­rin­gen waar­van hij mis­schien nog wel wist dat hij ze had, maar die al die tijd diep weg­ge­stopt zaten komen als­of ze gis­ter voor­ge­val­len zijn tevoorschijn.

Ik had altijd gedacht dat het een kwes­tie van koek­hap­pen en thee­drin­ken was om dit zoge­naam­de ‘Prous­ti­aans’ moment teweeg te bren­gen. Het ging ech­ter een stuk moei­za­mer. De ik-per­soon voel­de wel­is­waar een hui­ve­ring door zich heen trek­ken, zon­der ech­ter te weten wat het was en waar het pre­cies van­daan kwam. Wat hij wel dacht te weten was dat het te maken had met het koek­je en de kop thee.

Ik voel­de dat ze ver­band hield met de smaak van de thee en de cake, maar dat ze ein­de­loos veel meer omvat­te en niet van dezelf­de aard kon zijn. Waar kwam ze van­daan? Wat had ze te bete­ke­nen? Waar kon ik er vat op krij­gen? Ik drink een twee­de slok, waar­in ik niets anders aan­tref dan in de eer­ste, daar­na een der­de, die me wat min­der geeft dan de twee­de. Het wordt tijd dat ik ophoud, de kracht van de tover­drank lijkt af te nemen. Het is dui­de­lijk dat de waar­heid die ik zoek niet daar­in zit, maar in mij.

Tien keer moet hij opnieuw begin­nen voor­dat er resul­taat is en hij ein­de­lijk de her­in­ne­rin­gen weet op te wek­ken die tot dan toe ergens lagen te verstoffen. 

Tij­dens de bij­een­komst wer­den we in klei­ne groep­jes opge­splitst om over de tekst te pra­ten met behulp van de vol­gen­de vragen:

  • Geef voor­beel­den uit de tekst van het alle­daag­se waar Proust tegen ageert.
  • Hoe werkt het geheu­gen vol­gens Proust? Wel­ke rela­tie kunt u leg­gen met de opvat­tin­gen over tijd van Bergson?
  • Hoe gebruikt Proust de ver­le­den tijd en de tegen­woor­di­ge tijd om zijn punt te maken?

Wan­neer ik in mijn stre­ven om alle tek­sten te behan­de­len die we voor de stu­die Cul­tuur­we­ten­schap­pen moe­ten lezen bij deze tekst ben aan­ge­ko­men zal ik waar­schijn­lijk wat meer op deze vra­gen ingaan, voor nu laat ik het erbij dat in het aan­ge­haal­de citaat hier­bo­ven in ieder geval een voor­beeld aan bod komt van de wis­se­lin­gen tus­sen ver­le­den en tegen­woor­di­ge tijd zoals ver­meld in de der­de vraag. Was het je al opgevallen?

Onder­grond­se revolutie: 

[RT @BartFunnekotter] Het oude Romein­se stad­je Fale­rii Novi is nau­we­lijks opge­gra­ven, maar al wel drie­di­men­si­o­naal in beeld gebracht. „Een revo­lu­tie”. => Met een grond­ra­dar brach­ten arche­o­lo­gen een ver­bor­gen Romein­se stad in kaart — nrc

Met nieu­we tech­no­lo­gi­sche hulp­mid­de­len is het mak­ke­lij­ker gewor­den om dat wat onder­gronds begra­ven ligt toch zicht­baar te maken met een zoge­naam­de grond­ra­dar. De geluk­ki­ge omstan­dig­heid dat het ‘ver­zon­ken’ stad­je Fale­rii Novi in een vlak open veld ligt en niet bebouwd is maak­te het de per­fec­te proef­tuin om gede­tail­leerd te scan­nen en er een drie­di­men­si­o­naal beeld van te maken. Opgra­ven blijft nog altijd de bes­te manier om goed inzicht te krij­gen, maar de grond­ra­dar is een snel en nut­tig alternatief.