MvdG: Oost/West in Nederland

Schreef ik gis­ter nog dat de wereld niet klei­ner is gewor­den maar juist gro­ter, van­daag begin­nen we dan toch in het klein bij de column die Özcan Aky­ol schreef voor de Maand van de Geschie­de­nis. Hij zoomt in op de Oos­t/West-scheids­lijn in ons klei­ne land­je die hij ervaart als inwo­ner van Over­ijs­sel, met name als hij in de Rand­stad moet zijn. Regel­ma­tig krijgt hij dan de vraag of hij écht hele­maal uit Deven­ter is geko­men en ook nog eens dezelf­de avond dat hele eind weer teruggaat. 

Ik her­ken dat wel als Bra­ban­der van ori­gi­ne (en nu woon­ach­tig dicht aan de Duit­se grens) van spo­ra­di­sche bezoek­jes aan Amster­dam of Rot­ter­dam. Ter ver­dui­de­lij­king, ik spreek hier over de jaren tach­tig van de vori­ge eeuw. Als­of je van weet ik welk ver­af­ge­le­gen gebied afkom­stig was, zo werd je soms beke­ken. Want mijn dia­lect liet over­dui­de­lijk blij­ken dat ik niet uit de regio kwam. Maar het was niet eens zozeer dat het deze geo­gra­fi­sche afstand was die de wenk­brau­wen deed fron­sen, veel meer de ver­won­de­ring over het feit dat er leven bestond bui­ten de Rand­stad, laat staan eni­ge bescha­ving. Er werd op je neer­ge­ke­ken, of mis­schien niet zozeer neer­ge­ke­ken als­wel een beet­je mee­lij­wek­kend gedaan. Daar heb je weer zo’n pro­vin­ci­aal die het ech­te leven wil erva­ren en cul­tuur komt opsnui­ven. Zoiets. 

Later, tij­dens mijn mili­tai­re dienst­plicht ervoer ik het opnieuw. Dit­maal niet in de Rand­stad zelf, maar in Amers­foort waar ik de oplei­ding tot voer­tuig­com­man­dant volg­de. Daar liep, zeker in het begin, een dui­de­lij­ke lijn tus­sen de dienst­plich­ti­gen uit de Rand­stad en zij die ‘uit de pro­vin­cie’ kwa­men. Het heeft een hele tijd geduurd voor­dat deze twee groe­pen zich aar­ze­lend en nooit echt van har­te begon­nen te men­gen en er iets van ver­trou­wen en samen­wer­king ontstond. 

Voor mij was reden om het Wes­ten zoveel moge­lijk te mij­den. Ik voel­de me er nooit op mijn gemak. Teveel druk­te­ma­kers en blaas­ka­ken naar mijn idee. Aky­ol geeft in zijn column aan dat ook hij zeker in het begin geneigd was op een bij­na mili­tan­te manier de tekort­ko­min­gen van de Rand­stad aan de kaak te stellen:

ieder­een moest weten dat het wes­ten van Neder­land ont­zet­tend lelijk en over­be­volkt was en dat de machts­con­cen­tra­tie niet klop­te, van bij­voor­beeld jour­na­lis­tie­ke instan­ties, cul­tu­re­le bedrij­ven en poli­tie­ke observaties.

Dat hield hij ech­ter niet lang vol. Beter was in zijn ogen om zich te rich­ten op het mooie van het Oosten:

ik moest schoon­heid ver­sprei­den, uit­leg­gen dat we in het oos­ten pit­to­resk leef­den en dat het soms wel leek als­of er hier meer uren in een dag zaten, omdat we elkaar niet zo zaten op te jagen in het alle­daag­se leven.

Niet dat het fei­te­lijk veel resul­taat had. Alles bleef bij het oude in het Wes­ten, maar het was in ieder geval gezegd. Tot­dat er hulp kwam uit onver­wach­te hoek: de Corn­ona­cri­sis en de intel­li­gen­te lock­down. Toen werd dui­de­lijk dat het leven in een te duur en te klein appar­te­ment aan de Amster­dam­se grach­ten toch zo z’n nade­len kent als je niet naar bui­ten mag. 

Plot­se­ling leek ieder­een zich bewust van het feit dat tijd en ruim­te ook belang­rijk kapi­taal zijn.

Iets waar­van we bui­ten de Rand­stad toch wat meer hebben. 

~ ~ ~

In okto­ber schrijf ik regel­ma­tig een blog­post naar aan­lei­ding van de arti­ke­len op de site van de Maand van de Geschie­de­nis rond het the­ma van 2020: Oost/West.