Uit beleefdheid verder zonder zwarte knecht

@Cultuur_OU: Lees de column van Han­ne­ke Nap, pro­mo­ven­da @OU_Nederland, over de ont­wik­ke­ling van Sin­ter­klaas in de negen­tien­de eeuw in New York => San­ta Claus, een oude Amsterdammer?

twit­ter

In 1804 werd de New-York His­to­ri­cal Soci­e­ty opge­richt door John Pintard om de geschie­de­nis van de stad te onder­zoe­ken en vast te leg­gen. Als patroon­hei­li­ge werd geko­zen voor Sint-Nico­laas, een eer­be­toon aan de Hol­land­se kolo­nis­ten die de stad oor­spron­ke­lijk had­den gesticht. Al sinds de mid­del­eeu­wen was deze reli­gi­eu­ze figuur name­lijk de bescherm­hei­li­ge van de stad Amster­dam. Van­af 1810 vond er een jaar­lijks terug­ke­rend ban­ket plaats op 6 decem­ber voor de leden van de Soci­e­ty om meer bekend­heid aan deze figuur en het bij­be­ho­ren­de feest te geven. 

De auteur Was­hing­ton Irving, ook lid van de Soci­e­ty die al eer­der in zijn (onder pseu­do­niem gepu­bli­ceer­de) sati­ri­sche Knickerbocker’s His­to­ry of New York (1809) stil had gestaan bij de rol van Sint-Nico­laas, richt­te in 1834 de Saint Nicho­las Soci­e­ty of the City of New York op. Doel van deze ver­e­ni­ging was om de Neder­land­se oor­sprong van de stad levend te hou­den en de cul­tu­re­le ban­den over en weer te besten­di­gen. Ook hier werd er een jaar­lijks feest geor­ga­ni­seerd op 6 decem­ber, geheel vol­gens oud-Hol­land­se tradities:

Een opval­lend en terug­ke­rend ele­ment vorm­den zes zwar­te bedien­den die de ‘ser­ving-men of the ear­ly Hol­lan­ders’ moesten ver­beel­den en ken­ne­lijk als een ken­mer­kend aspect van de oude Neder­land­se wereld wer­den beschouwd: ‘The pre­si­dent and guests were atten­ded by Dut­ch negroes, dres­sed in the live­ry of one hund­red and fif­ty years ago, the sin­gu­la­ri­ty and per­fect fid­eli­ty of their cos­tu­me pro­du­ced much mer­ri­ment and brought back for­ci­bly (…) the good old times of our Dut­ch ancestors’, aldus een ver­slag van het feest uit 1837 in een plaat­se­lijk weekblad.

In het arti­kel op de site van de OU gaat Han­ne­ke Nap laat zij zien hoe in de loop van de geschie­de­nis het ver­haal van de goed­hei­lig­man gelei­de­lijk een ande­re invul­ling krijgt. Dat wordt onder ande­re dui­de­lijk gemaatk aan de hand van getui­ge­nis­sen door Neder­lands die de Ver­e­nig­de Sta­ten bezoe­ken, zoals in het geval van de jour­na­list Char­les Boissevan:

Ook Char­les Bois­se­vain was zich tij­dens zijn ver­blijf in New York in 1880 bewust van de ver­schil­len en droeg daar­voor zelfs een ver­kla­ring aan: ‘St. Nico­laas wordt over­al in de win­kels en op pren­ten voor­ge­steld als bij ons, doch hij heeft geen zwar­ten knecht. Dat is waar­schijn­lijk uit beleefd­heid voor de negers, die stem­men heb­ben bij de ver­kie­zing, en zeer spoe­dig op de teenen getrapt zijn.’