Genesis 1

Omdat ik tij­dens de stu­die Alge­me­ne cul­tuur­we­ten­schap­pen regel­ma­tig merk dat eni­ge bij­bel­ken­nis wel han­dig is, ben ik maar weer eens met dit ‘boek der boe­ken’ begonnen.

God schept de wereld — Genesis 1

God schept de wereld in zes dagen van­uit het niets. Er was geen licht, dus moest er licht komen. Hij scheid­de dit van de duis­ter­nis. Licht was goed, en hij noem­de het dag. Duis­ter­nis werd nacht. En zo zat de eer­ste dag er alweer op. Een paar dagen later zei God dat er lich­ten aan het hemel­ge­welf moesten komen om de dag te schei­den van de nacht. Dat begrijp ik niet hele­maal, want dat was toch al gedaan op de eer­ste dag? Hoe dan ook, God ging noest ver­der met schep­pen en zo kwa­men er vis­sen in de zee en vogels in de lucht. Daar­na was het de beurt aan alle ande­re leven­de dier en toen was het ein­de­lijk zover dat de mens gescha­pen werd. Als laat­ste maar wel als even­beeld van God. Ze moesten vrucht­baar en tal­rijk wor­den, de aar­de bevol­ken en onder haar gezag bren­gen. Terug­blik­kend op wat hij al die dagen gedaan had vond God dat hij zeer goed werk had verricht.

De schep­ping van de die­ren (ca.1550), Il Tin­to­ret­to (1518–1594)

[Ik ben opge­groeid zon­der waar­ach­ti­ge bij­bel­ken­nis. Nooit echt als een gemis erva­ren, behal­ve tij­dens mijn uni­ver­si­tai­re stu­die Geschie­de­nis en nu opnieuw bij de stu­die Alge­me­ne cul­tuur­we­ten­schap­pen aan de OU. Daar­om pro­beer ik deze ach­ter­stand nu eens voor altijd weg te wer­ken door elke dag een stuk­je uit de Bij­bel te lezen. Op 28 decem­ber 2021 ben ik begon­nen met het Oude Tes­ta­ment (De Nieu­we Bij­bel­ver­ta­ling, 2004.)]